31 OKTOBER 1991 516 diverse doelgroepen. De woningbouwverenigingen krijgen als gevolg van rijksregelin gen meer ruimte voor eigen beleid. De verantwoordelijkheid van de gemeenten voor volkshuisvesting, zoals die ligt verankerd in de Grondwet, moet tot uiting komen in convenanten. Uitgaande van de sociale doelstellingen van de woningbouwverenigingen zijn er met deze convenanten weinig problemen te verwachten. Wel is het zo dat de gemeenteraad door deze rijksregelingen een stukje politieke ruimte ontnomen wordt. Een verontrustende ontwikkeling. De doelstelling voor wat betreft de nieuwbouw van woningen, 8.100 in tien jaar, is ambitieus. De ruimtenood van Breda rechtvaardigt een dergelijke ambitie niet. Er zullen op korte termijn keuzes moeten worden gemaakt. Een verdere verdichting van de stad lijkt niet gewenst. De kwaliteit van het woon- leefmilieu komt hierdoor in gevaar. Er zal een verschuiving van aandacht moeten plaatsvinden van locaties voor een economische functie naar locaties voor een woonfunctie. Is het verder wel gewenst dat West-Brabant in grote mate de overloop uit de Randstad van mensen en bedrijven op gaat vangen en daarmee in feite tot de Randstad gaat behoren? Breda verliest hierdoor haar groene karakter. Op drie taakstellingen wil ik nader ingaan. Ten eerste, taakstelling 6a over de nieuwbouw voor studenten. De tekst van de nota luidt: "In de komende vier jaar zal door middel van nieuwbouw woonruimte voor minimaal honderd studenten worden gerealiseerd. Het woningmarktonderzoek dat onlangs is gehouden, geeft geen uitsluitsel over de situatie op de kamermarkt. Nader onderzoek hierover is gewenst." Ik durf nu al de stelling aan dat er sprake is van een schrijnende achterstandssituatie op het gebied van studentenhuisvesting. Het in grote getale inzetten van eengezinswo ningen voor studenten wordt door mijn fractie niet verworpen, maar we achten het geen definitieve oplossing van het probleem voor de studentenhuisvesting. Nieuwbouw voor studenten is geboden. De in de nota onder taakstelling 6a genoemde aantallen, nieuwbouw voor honderd studenten in de komende vier jaar, achten wij dan ook volstrekt onvoldoende. In een motie vragen wij hierover dan ook een uitspraak van de raad. In de motie wordt verzocht om in plaats van woningen voor honderd studenten in de komende vier jaar vierhonderd woningen voor studenten te realiseren. De tweede taakstelling waar ik op in wil gaan is taakstelling 15. De tekst van de nota luidt hierover: "De eigenaar van de woning is verantwoordelijk voor de instandhouding van de kwaliteit van de woning. De gemeente stelt zich periodiek op de hoogte en gaat over tot aanschrijving indien de kwaliteit van het niveau onder het niveau van het landelijk bouwbesluit, de fungerende bouwverordening, komt." De uitvoering van deze taakstelling vangt pas aan wanneer daarover een deelnotitie is verschenen. Mijn fractie vindt dat niet gewacht hoeft te worden op het verschijnen van een deelnotitie. Met name voor de binnenstad kan er wat ons betreft onmiddellijk door de gemeente tot aanschrijving worden overgegaan, wanneer een pand onder het kwaliteitsniveau zakt. Als er gewacht moet worden op een volledige woningcartotheek van de stad, of delen van de stad, dan zie ik het aanschrijvingsbeleid nooit van de grond komen. Onze fractie zal er op attent zijn dat een actief aanschrijvingsbeleid, zij het dan voor een deel van de stad misschien, ook daadwerkelijk uitgevoerd gaat worden. Tot slot de derde taakstelling waar ik op in wil gaan: taakstelling 29. De tekst van deze taakstelling luidt: "De gemeente streeft ernaar dat woningbouwverenigingen een strategisch aan- en verkoopbeleid formuleren, gezien het belang van de samenstelling van hun woningbezit, voor de uitvoering van haar sociale taakstelling." In tegenstelling tot de vorige raadsperiode spreekt het programakkoord 1990-1994 onomwonden over

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1991 | | pagina 516