31 OKTOBER 1991 520 moeten uitwijzen of alle partijen direct om de tafel te krijgen zijn. Het is natuurlijk niet zo dat we met het pistool op de borst zullen zeggen: en nu praten we met z'n allen, want dat werkt averechts. We moeten constateren, dat staat ook in de nota aangegeven, dat in ieder geval in volkshuisvestingsland zeker de sociale verhuurders een uitdrukkelijke wens hebben uitgesproken om tot een nauwere samenwerking te komen. Naast die samenwerking is in de nota een aantal taakstellingen opgenomen als beleidsuitgangspunten. Ze worden dus niet meer vertaald in beleid, maar het zijn de beleidsuitgangspunten die vertaald worden in concrete definitieve punten. Die concrete uitwerking zal plaatsvinden via de zogenaamde jaarlijkse jaarplannen en de jaarplannen kunnen dan ingebed worden in de feitelijke omstandigheden die in dat jaar, of voor het volgend jaar, te constateren zijn op de Bredase woningmarkt. Dat geeft ook aan dat er een reeks van beleidsvoornemens is, die ingezet kan worden op het moment dat er inzicht is in de woningmarkt voor Breda in haar geheel, maar ook voor de woningmarktsituatie in bepaalde buurten en wijken. Met name op het moment dat er vanuit het Rijk nadrukkelijk wordt aangegeven: hoor eens gemeente, het is ons niet gelukt om de scheefheid te bestrijden, we leggen het op Uw bordje, denk maar aan de strategische nieuwbouw, dat betekent dat we bijvoorbeeld bij strategische nieuwbouw zullen moeten gaan kijken naar: wat moeten we waar gaan bouwen. Dat betekent dat we inzicht moeten hebben in die woningmarkt en ook in de ontwikkelingen op die woningmarkt. Dat is denk ik een uitdaging. Iets wat we nog nooit bij wijze van spreken hebben gedaan op plaatselijk niveau en nu zullen we ineens die woningmarkt en de ontwikkelingen daarin nadrukkelijk in de gaten moeten hebben. De betrokkenheid van de corporaties bij het hele proces heeft bij de totstandkoming van deze nota ingehouden, dat er met het P.K.O. overleg is gepleegd en het P.K.O. schriftelijk advies is gevraagd, evenals de andere marktpartijen. Het is een eerste overlegstructuur, zoals die tot nu toe heeft bestaan. We moeten constateren dat dat niet altijd even naar tevredenheid verloopt. Dat is ook de reden waarom we met name bij de uitwerking van deze nota op een andere wijze met het P.K.O. willen gaan samenwerken en een eerste voorbeeld daarvan, dat is ook door verscheidene mensen aangehaald, is de aanpak respectievelijk de herijking van de werkzaamheden van de Stichting Woonruimteverdeling Breda. Dat is op een andere manier aangepakt om dat juist in te bedden daar waar het ingebed behoord te worden. Het is een uitvoeringstaak. We hebben net geconstateerd dat de gemeente lijke overheid zich moet terugtrekken uit die uitvoeringstaken en dat ze van te voren eisen moet stellen samen met de woningbouwvereniging, door middel van convenanten en vervolgens dat we met elkaar kunnen rekenen op het houden van de uitspraken in de convenanten. Het uitvoeringswerk dat nu nog plaatsvindt binnen de Stichting Woonruimteverdeling Breda zal in eerste instantie een directe verantwoordelijkheid zijn van de corporaties. Dat moet een duidelijke taak zijn. Vandaar ook de taakstellingen zoals die zijn opgenomen in de nota ten aanzien van de S.W.B. Wat betekent dat? Dat betekent dat we ervoor hebben gezorgd dat er een werkgroep aan de gang is gegaan onder leiding van een van de corporaties namens het P.K.O., om een aantal zaken verder uit te werken. Dat is begin dit jaar geweest en het heeft ertoe geleid dat wij in maart dit jaar met name de werkgroep duidelijk hebben gemaakt dat we voor het werk van de toekomstige woonruimteverdelingssystematiek uit gaan van de nulsituatie. De nulsituatie betekent dus: er is niks en we beginnen van voren af aan. In een overleg dat op 13 maart jongstleden plaatsvond hebben we

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1991 | | pagina 520