7 MAART 1991 53 kunnen nemen. Toen hebben we afgesproken dat we alle zaken die met kunst en cultuur te maken hebben, samenhangend, maar fasegewijs zouden realiseren. Ik denk dat, als we straks met de projecten die nu op stapel staan een eind ge vorderd zijn, wij dan toekomen aan de formulering van een museaal beleid voor in de eerste plaats het Breda's Museum, maar ook voor de andere musea in Breda. Ik hoop dat in goed overleg met de adviescommissie te kunnen doen. Ik zeg U dat in ieder geval uitdrukkelijk toe. De heer De Leeuw spreekt over de horecavoorzieningen, nadat hij ook zijn positieve opmerkingen over beide projecten heeft getoond. Hij vindt het niet noodzakelijk dat we nog een extern onderzoek laten doen. Maar als de stuurgroep en/of het college het nadrukke lijk nodig vindt, maar dan op basis van de meerderheid van deze raad, om alsnog een onderzoek te doen naar de haalbaar heid naar aanname van de horeca-exploitatiedan zullen wij dat doen. Vooralsnog lijkt me dat op dit moment niet het ge val. De heer De Leeuw spreekt ook over de organisatievor men. Wij hebben U gezegd dat wij zowel programmatisch als ten aanzien van de horeca, als ten aanzien van het finan cieel management met nadere voorstellen zullen komen, die moeten leiden tot een optimale beheersing van het totale project. De heer Garritsen maakte, ik denk meer in constate rende kritische zin, opmerkingen die wellicht weer wat spon sors terughoudend zullen maken in hun bijdrage aan dit pro ject. Ik hoop daarentegen dat de opmerkingen van de andere leden van deze gemeenteraad sponsors juist tot serieuze ge- sprekskandidaten zullen maken. Hij spreekt ook over mijn uitleg van artikel 17, lid 3 van het reglement van orde. Daarin staat nadrukkelijk om welke argumenten het college kan voorstellen een commissievergadering vertrouwelijk te doen. Op basis van dat artikel en dat sublid heb ik nadruk kelijk gezegd dat het niet zozeer alleen om de stukken gaat, maar ook om de discussie die gevoerd wordt in de com missie. Die kan er toe leiden dat de positie die je als on derhandelaar hebt ten opzichte van aannemers, adviseurs et cetera bemoeilijkt kan worden. In die zin is het dan niet in het belang van de gemeente Breda om die vergadering open baar te houden. Voor de meerderheid van de commissie was dat een volstrekt legitieme reden om op dat moment, op die avond, zo door te gaan. Daarmee denk ik De heer GARRITSEN De stukken hebben ongeveer een week besloten en vertrouwe lijk in de kast gelegen; een week later konden ze wel naar buiten. Waarom kon dat niet gelijktijdig? Ik denk dat daar mee heel wat onduidelijkheid voorkomen had kunnen worden. Ook zou er dan een betere berichtgeving over de plannen in de pers geweest zijn. Mijn concrete vraag is waarom het nu wel kan en toen niet? Wethouder ADANK Ik ben met U eens dat een aantal stukken eerder in alle openheid met de commissie besproken had kunnen worden, maar

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1991 | | pagina 53