28 NOVEMBER 1991 539 voor te dragen. En daarom wensen wij ook geen oordeel over die keuze te geven. Het is het voorrecht van het C.D.A. om zelf haar keuze te maken. Wij wensen aan de bestaande praktijk op geen enkele wijze te tornen en daarom zijn wij ook niet ingegaan op het schriftelijk verzoek van de fractie van Groen Links om in het overleg van de fractievoorzitters in beslotenheid te overleggen over de kwaliteitseisen die aan een kandidaat moeten worden gesteld. Naar onze mening moet een fractie zelf bepalen welk lid uit haar middden het beste in staat is om haar te vertegenwoordigen in het dagelijks bestuur van onze gemeente. Of de kandidaat, eenmaal tot wethouder gekozen, ook het vertrouwen van de raad waardig is, moet in de praktijk blijken. Dat valt op voorhand niet te zeggen. Maar het is naar onze mening volstrekt onmogelijk objectieve criteria te formuleren, die daaromtrent ook maar enige zekerheid kunnen verschaffen. Daarom verbaast het ons een beetje dat er van de kant van de P.v.d.A. over kwaliteitseisen wordt gesproken op dezelfde wijze als Groen Links dat in haar brief heeft gedaan. Het wethouderschap is nu eenmaal een politieke functie met alle onzekerheden van dien. Het is een misvatting als aan een kandidaat-wethouder selectie-eisen zouden worden gesteld die voor ambtelijke medewerkers plegen te gelden. Verambtelijking van het bestuur is in onze ogen een veel groter kwaad dan een bestuur waaruit zo nu en dan een wethouder om persoonlijke redenen ontslag neemt. Een politicus wordt nu eenmaal uit ander hout gemaakt dan een ambtenaar. Dat geldt voor een raadslid en het geldt nog in sterkere mate voor een wethouder. Als in een beleidssector de ontwikkelingen niet naar wens verlopen dan komt de verantwoordelijke wethouder op negatieve wijze in de publiciteit. Dat is de schaduwkant van de politiek, waartegen niet iedereen is opgewassen. Het college mag dan van zijn kant menen, zoals in zijn brief over het ontslag van wethouder Adank, dat de discussie in de stad over het cultuurbeleid zich te veel heeft toegespitst op de persoon van de portefeuillehouder en te weinig op het collegebeleid, aan de andere kant heb ik nog nooit meegemaakt - ik ben al twintig jaar lid van de raad - dat in geval er sprake is van succes een collegelid, dat daarover uitbundig in de media wordt geprezen daartegen bezwaar maakt, omdat het collegebeleid geprezen zou moeten worden. Het is eigen aan de politiek en het politieke bedrijf dat de persoon van de politicus in de politieke discussie wordt betrokken, soms in positieve, soms in negatieve zin. Wij zijn ervan overtuigd dat de nieuwe wethouder, de nieuwe kandidaat, zich dat ongetwijfeld terdege bewust is geweest toen hij de voordracht van zijn fractie aanvaardde. Voor de V.V.D.-ffactie geldt dat de C.D.A.-fractie een kandidaat heeft voorgedragen die naar het oordeel van die fractie, de C.D.A.-fractie, een goede kandidaat is. De V.V.D.-fractie geeft zo'n kandidaat bij voorbaat het vertrouwen. En de nieuwe wethouder, als hij gekozen is, behoudt ons vertrouwen tot het tegendeel blijkt. De heer GARRITSEN Waaraan ook de P.v.d.A. refereerde: dat is toch ook de opmerking van de voorzitter van het plaatselijke C.D.A., die stelt tijdens een vergadering dat eigenlijk het functioneren van de raad en het college eens een keer ter discussie moet komen te staan. Zoals het nu gaat kan het eigenlijk niet verder, zegt hij. Dat is mede naar aanleiding van het vertrek van de zoveelste wethouder in Breda, maar zoals bekend: niet alleen wethouders. Ik denk dat het heel zinnig is om dat te doen en ik denk dat je ook moet kijken wat de oorzaken zijn. Het is nu niet de plaats om erover te praten. Ik denk dat het zeer zeker moet worden gedaan. Het is een verzoek van de voorzitter van de grootste partij in Breda. Van onze kant uit: alle bereidheid om aan die discussie mee te doen. Wij denken zelf wel dat er een aantal andere oorzaken is waardoor het soms zo moeilijk is. Wij denken met name aan de positie van een gemeenteraad die vaak uitermate zwak is, waardoor het voor gemeenteraadsleden vaak uitermate moeilijk is om nog iets terug te vinden van datgene wat zij inbrengen in het beleid. Het is zeer zeker heel moeilijk als er een programak koord onder ligt dat redelijk gedetailleerd is. Een programakkoord dat dan door vier partijen wordt onderschreven die - en ook een vertrekkend raadslid heeft het pas nogeens gezegd - eigenlijk de discussie in de raad vaak nauwelijks aangaan. Ik denk dat je daarnaar ook moet kijken. En

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1991 | | pagina 539