28 NOVEMBER 1991 540 dan is het ook voor een oppositiepartij vaak heel moeilijk om nog bepaalde zaken gedaan te krijgen, laat staan voor burgers die op een nog wat grotere afstand staan. Ik denk zeer zeker, wil je het politiek bedrijf toch wat positiever naar buiten brengen, dat wij inderdaad die discussie waarvan het C.D. A. in feite zegt dat die moet plaatsvinden, moeten laten plaatsvinden. Komend op de verkiezing van de wethouder: het is wat de heer Taks zegt, de procedure die wij altijd hebben in Breda, is dat de partij die aan zet is, de kandidaat naarvoren schuift en dan is het de raad die in feite zegt: dat doen wij dan. Je moet het al heel gek maken - je zou bijvoorbeeldje afscheid een dag te vroeg vieren; dan komen er wellicht wat onthoudingen - maar normaal gesproken krijg je toch unaniem de steun. Wat wij hebben gepoogd met de brief is dat je eens moet kijken: waarom faalt een aantal wethouders. Dat is dan vaak voor die betreffende personen heel vervelend, om het maar zacht te zeggen. Ik denk dat het dan toch gaat om kwaliteitseisen en dat is dus wat anders dan kwaliteitseisen die je inderdaad aan andere functionarissen stelt. Ik denk en daarover verschil ik dan met de C.D.A.-voorzitter van Breda van mening, dat het er niet om gaat om een manager aan te stellen, maar dat het gaat om iemand die inderdaad keuzes kan maken, zicht heeft op de grote lijnen van de politiek. Op dat soort zaken moet je iemand toch beoordelen. De mogelijkheden die hij heeft om een dienst, om zijn sector, goed te runnen. Daarvoor heb je denken wij inderdaad kwaliteiten nodig. Wij zouden die brief niet hebben verstuurd als wij niet een klein beetje een traditie in Breda hebben dat er nogal wat wisselingen bij wethouders zijn en met name is daarvoor de traditie bij de C.D.A.-fractie in ruime mate aanwezig. Dus vandaar dat wij vonden dat je nu eigenlijk die discussie toch eens moet laten plaatsvinden. Wij hebben in de brief ook gezegd: het lijkt ons moeilijk om als je over personen gaat praten, dat in een openbare raadsvergadering te gaan doen. Ik denk dat wij dat ook niet moeten gaan doen. Wat ik wel zou willen opmerken: toch een paar vragen in de richting van de C.D.A.-fractie. In de eerste plaats, de heer Van Fessem zegt nu ook, en dat heeft U ook in De Stem van 12 november kunnen lezen, zeer gelukkig te zijn met deze kandidaat. En de kandidaat heeft zelf gezegd dat hij het heel graag wil doen, dat hij eigenlijk al jaren in de startblokken staat, als ik het vrij vertaal, dat hij wil beginnen. Dan vraag ik mij toch het volgende af: wij hebben twee voorgangers gehad, stond hij toen niet in de startblokken of mocht hij toen nog niet vertrekken, scoorden die andere twee wethouders toch wat hoger en komt hij nu dan wat laat uit de startblokken? Of is de persoon zo gegroeid datje zegt: dat is toch iemand die dat aankan. Daarop zou ik toch graag een antwoord willen hebben. Het tweede punt is het volgende. Als je praat over kwalitatieve kandidaten, zonder namen te noemen, dan denken wij dat bijvoorbeeld een oud-fractievoorzitter toch iemand zou zijn, waarvan je je zou afvragen of deze niet een persoon is om in te stappen op de portefeuille die vacant was. Ik vraag mij af waarom de C.D.A.-fractie niet met die kandidaat is gekomen. Ik wil geen namen noemen, maar ik denk toch dat wij recht hebben op de argumenten. Het zou zo kunnen zijn datje zegt dat het qua betaling en qua risico's een probleem is, maar ik denk, hoe minder risico's worden genomen, hoe minder die zaken ook gaan spelen. Op het moment datje kandidaten naarvoren schuift, en ik wil het absoluut niet over de voorgedragen kandidaat hebben, en zegt dat het een kandidaat is die het inderdaad aankan, dan heb je weieens het geluk of de pech dat iemand twaalf jaar blijft zitten. Dus dan is het risico vele malen kleiner. Dat is de andere kant van het verhaal. Dus daarom zou ik die vraag toch aan de C.D.A.-fractie willen voorleggen. Van onze kant zouden wij een beroep willen doen op de persoon die wij niet met name hebben genoemd om zich toch kandidaat te stellen. Wij denken dat dat een goede zaak zou zijn. De VOORZITTER Ik geef gelegenheid voor een reactie in tweede termijn. Het zal U duidelijk zijn dat het college over dit onderwerp wel nadenkt, maar geen standpunt heeft in deze vergadering, althans haar voorzitter niet. Hoewel hij zich graag af en toe zou scharen onder de kwalificatie van de heer

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1991 | | pagina 540