28 NOVEMBER 1991 559 Overigens voeg ik daaraan nog eens toe dat natuurlijk ook het archief toch een instelling is waar voortdurend bezoeken plaatsvinden en dat het dus niet zo is dat daar nu een soort dode hoek wordt gecreëerd, neen, er is daar ook genoeg aan- en afloop en dat betekent dat daar toch ook sprake is van personenverkeer en dat het dus niet leidt tot verdere verschraling van die hoek van de stad. Dan heeft de heer Taks nog naast een aantal andere punten die ik al heb beantwoord, ook gesproken over de relatie met de huisvesting op het Stadserf. Hij heeft gezegd: daarvoor is nu een bepaald bedrag ingeboekt, als je dat bedrag wenst te realiseren dan zul je naar alle waarschijnlijkheid toch functies moeten aanvaarden die zijn fractie liever niet heeft. Ik heb al gezegd in de commissie dat het college met Uw raad zal gaan praten over de bestemming die aan die gebouwen kan worden gegeven. Dat betekent dat U uiteindelijk het laatste woord heeft en we zullen moeten afwachten wat dat uiteindelijk gaat opbrengen. Daarover valt op dit moment nog niets te zeggen. In ieder geval heb ik duidelijk in mijn oren geknoopt wat in de commissie is gezegd: dat U in ieder geval niet voelt voor het benutten van die vrijkomende ruimte in de sfeer van de horeca, maar zo is er nog een aantal andere bestemmingen te bespreken. We zullen in ieder geval daarover met Uw raad besluiten en U zult uiteindelijk zelf een beslissing erover moeten nemen. Dan tenslotte de heer De Leeuw, die nog eens zegt: toch buitengewoon jammer - voor D66 is dit de hoofdreden om tegen dit voorstel te stemmen - is het feit dat er een blokkade wordt opgeworpen voor de historische clustering. Ik denk dat dat niet zo is, dat er geen sprake is van een blokkade voor de historische clustering. Het is wel zo en daarin heeft hij gelijk dat met dit verhaal een streep wordt gehaald door de clustering als het gaat om de concentratie in één gebouw, maar ik bestrijd dat het in de toekomst niet zou kunnen leiden tot beleidsmatig samenwerken zoals ook in het vorige agendapunt dat aan de orde was is beschreven en zoals ook deze week door wethouder Van Raak met de vier meest betrokken diensten is besproken. Daar is dus gebleken dat ondanks het feit dat die concentratie in een gebouw niet plaatsvindt, alle vier diensten alle mogelijkheden aanwezig achten om in de toekomst samen te werken, althans drie diensten en een particuliere instelling. Ik denk dames en heren dat ik zo in het kort in ieder geval de kernargumenten zoals die in dit debat weer naar voren zijn gekomen, heb getracht namens het college te beantwoorden. Ik zou graag wethouder Van Raak nog het woord willen geven voor de vraag die de heer Garritsen heeft gesteld over het Volkenkundig Museum. Wethouder VAN RAAK Ik had ook nog iets als wethouder sociale zaken recht willen zetten in de richting van de heer De Leeuw, die veronderstelde dat de groei van de Gemeentelijke Kredietbank niet op te vangen was binnen de ruimte. Dat is hij zeker tot in lengte van jaren, omdat, zoals U weet en dat heb ik ook in de commissievergadering betoogd, de dienstverlening van de G.K.B. aan de overige gemeenten buiten Breda in de vorm van dependances gebeurt, omdat ten enenmale bij de dorpen en de plaatsen die deelnemen aan de G.K.B. en de gemeenschappelijke regeling, dddr de dossiers liggen, daar ligt de deskundigheid met betrekking tot de cliënten. Voor wat betreft de opmerking over het Volkenkundig Museum van de heer Garritsen: er is op dit moment, maar dat is een zich één keer in de vier jaar repeterende discussie, weer sprake van het feit dat het Volkenkundig Museum zich zou willen terugtrekken, zich zou willen concentreren op Leiden. Dat betekent dat dus W. V.C. contacten heeft gelegd - die besprekingen zijn nog steeds gaande - en onderhande lingen voert met betrekking tot Breda wat Breda graag zou willen. Ik dacht dat in de vertrouwelij ke commissievergadering daarover het een en ander was opgemerkt door wethouder Adank. Op dit moment zijn wij niet verder in onderhandeling omdat die op dit moment niet wordt gevoerd. De heer TAKS Bij dit soort voorstellen is het vaak een tegen elkaar afwegen van voor- en nadelen. U somt de voordelen op, wij de nadelen. Ik denk dat de discussie wordt gesimplificeerd als we gaan praten over vierkante meters. U schetst het aantal vierkante meters voor de publieksruimte, wij zeggen:

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1991 | | pagina 559