19 DECEMBER 1991 594
dan ook houdt aan de contractafspraken die er bij zitten. En wat ik ook bijzonder van belang
vind is: in hoeverre kunt U mij antwoord geven op de een beetje voor mijn gevoel impliciete
gegevenheden die in het collegevoorstel liggen, namelijk: dat er een maximum zit aan het bedrag
dat de gemeente eventueel op basis van overleg, op basis van een goede overeenstemming, zou
kunnen besteden aan het woonruimteverdelingssysteem. Is dat gemaximeerd of zit dat impliciet
in de besluitvorming?
Mevrouw VAN BEUSEKOM-NIX
De mening van de V.V.D.-fractie is tweeledig. Met betrekking tot het vaststellen van de
beleidslijnen, zoals verwoord in het besluit onder de punten één tot en met vier en de punten
zeven en acht, heeft onze fractie geen enkele moeite. Integendeel, de verantwoordelijkheid voor
de uitvoering van de woonruimteverdeling bij de verhuurders leggen is noodzakelijk, want zij
dragen per slot van rekening ook de verantwoordelijkheid voor de exploitatie. En dat er een eind
wordt gemaakt aan het politiek hobbyisme van de herinvoering van de woonruimtewet 1947 dat
ons, voor de feiten, jaarlijks zo'n anderhalve ton heeft gekost en nauwelijks heeft bijgedragen
aan een betere verdeling, is ons zo langzamerhand zeer welkom. Het voorgestelde compartimenten
model laat duidelijk zien dat de minst gewilde woningen, de minst gewilde woningcomplexen,
met exploitatieproblemen te kampen zullen krijgen. En dat is een minder hoopvol teken dan het
model laat voorkomen. Een versoepeling van de selectienorm, van de criteria bij de woonruimte
verdeling, heeft elders in andere plaatsen, ook in Brabant, een negatieve werking te zien gegeven.
Ook in Breda zullen we moeten uitkijken voor een sterk sociaal vervalVoor wat betreft de punten
vijf, zes en negen van het besluit, is de V.V.D.-fractie duidelijk tegen. Gelden voor contractuele
verplichtingen kunt U niet wegpoetsen. U had ze ook niet mogen inzetten voor personele
uitbreiding, zoals het college de raad heeft laten besluiten bij de behandeling van de nota
volkshuisvesting. Het college wist ook dat die middelen niet vrij zouden zijn in 1992 en U weet
waarschijnlijk ook dat ze voor het merendeel ook niet in 1993 en in volgende jaren vrij zullen
komen. Wij durven te beweren, dat hier duidelijk is gedacht: eerst de personeelsformatie bij
volkshuisvesting binnen halen en daarna de raad confronteren met de contractuele verplichtingen
aan de S.W.B. Waar de raad in vrijheid over moet kunnen beslissen, daar levert U ons voldongen
feiten, waar de raad voor geplaatst wordt. Wij noemen dat een verwerpelijke werkwijze waarin
wij niet meegaan. Het verweer van de wethouder namelijk om bij de onderhandelingen van een
nulsituatie te willen uitgaan, snijdt al helemaal geen hout. Met dit voorstel worden alle gemeente
lijke kaarten voor de S.W.B. open gegooid, dus van een nulsituatie is al helemaal geen sprake
meer. Door tegen dit voorstel te stemmen kiezen wij voor een ordentelijke procedure. Financieel
is er niets aan de hand. De wethouder heeft namelijk tijdens de behandeling van de nota volkshuis
vesting gezegd, zorgvuldig te zullen omgaan met het inzetten van oud beleid tegen nieuw beleid
en dus zullen de S.W.B.-middelen nog niet zijn ingezet en kunnen deze dus alsnog worden
aangewend voordeS.W.B.De personeelsformatie bij volkshuisvesting kan dan bij de Kadernota
1993 aan de orde komen en als er eerder wat meer geld nodig is, dan weet U de raad in het
algemeen snel te vinden. Maar zo werken we dan zuiver met elkaar en wij stellen het op prijs
als het college dat ook met de raad zou doen. Dit alles voorzitter, betekent dat wij tegen de punten
zijn die wij hebben genoemd. In tweede termijn hopen wij misschien zo veel te horen dat dit
verzacht kan worden.
Mevrouw VAN DE CASTEELE
Veranderde regelgeving, andere financiële verantwoordelijkheden met een omslag in verantwoorde
lijkheden van de gemeente zijn uitgangspunten geweest voor de nota volkshuisvesting. Uitgebreid
zijn bij het behandelen van deze nota de vernoemde uitgangspunten ter discussie geweest en hebben
we als politiek de nota als uitgangspunt voor het te volgen volkshuisvestingsbeleid gekenmerkt
en vastgesteld. Verdere uitwerking van één van de taakstellingen is nu aan de orde. De verant-