19 DECEMBER 1991 610 mond niet vreemd klinken dat ik in de commissie heb gezegd: je moet geloof hebben in een zaak. En dat is niet het geloof in de betekenis zoals ik dat zondag 's morgens of zaterdag 's avonds in een kerkgebouw tracht tot uitdrukking te brengen, bovendien hoeft dat daar ook niet, het kan ook ergens anders. Maar met geloof bedoel ik in dit geval: is het niet iets dat de moeite waard is om ja tegen te zeggen? Pas als je geloof hebt, vertrouwen hebt in die potenties, kun je het waar maken. Dat bedoel ik met geloof. Dat is niet een sprong in het duister, dat is niet: wij rekenen maar wat om op die nul uit te komen. Integendeel. Dat is op basis van ervaringen elders, op basis van expertise, op basis van contra-expertise, gecheckt. En dan doet het me toch wat pijn als gezegd wordt: er heeft geen consumentenonderzoek plaats gehad, kijk maar naar de rapportages van het N.R.I.T. Dat klopt. Het N.R.I.T. zegt namelijk in zijn laatste rapportage dat wij conservatief hebben geraamd en dat er een aantal elementen veel positiever uit zou komen en een nader consumentenonderzoek zou de aanvullende onderbouwing moeten betekenen. Nu vind ik het een beetje de zaak omdraaien om het consumentenonderzoek nu aan te grijpen als een argument om de cijfers onderuit te halen, terwijl juist het consumentenonderzoek een bevestiging moet zijn van de veronderstelling dat de cijfers te conservatief zijn. Ik wil dat toch even gezegd hebben. De heer VAN DE STEENOVEN Bij interruptie. De rapportage van het N.R.I.T. die over dit voorstel is gekomen was mede gebaseerd op de rapportage die bij het eerdere voorstel van Van Schijndel was uitgebracht, dat dikke rapport. Daarin werd met name ook een pleidooi gevoerd voor dat consumentenonderzoek, om de cijfers die daarin werden opgevoerd, waarop het vervolgonderzoek is gebaseerd, nog eens nader te onderbouwen. Wethouder RÖMKENS Ik dacht dat de heer De Leeuw heeft gevraagd of het college bereid is om dat consumentenonder zoek inderdaad te laten plaatsvinden. Ik heb bij herhaling gezegd dat het college daartoe bereid is en het is geen consumentenonderzoek naar de buitennodale regio meneer Bokkelkamp, maar heel nadrukkelijk een all in-onderzoek. Ik denk dat de rapportage van het N.R.I.T. op basis van de eerste cijfers en ook in het tweede stuk met een consumentenonderzoek, de hardheid en de veiligheidsmarges die zijn ingebouwd mogelijk kan aangeven. Bovendien wil ik er toch op wijzen dat de uitgangspunten niet zijn gebaseerd op een aantal zaken dat mogelijk verbetering kan hebben. Diverse sprekers hebben al gesproken over de mogelijk positieve effecten van een P.P.P.- constructie. Het college stelt ook in dit stuk dat wij nadrukkelijk voornemens zijn een P.P.P.- constructie in de realisering van die schouwburg te gaan onderzoeken. Echter met dien verstande en dan moet ik de heer Bokkelkamp gelijk geven voor zijn politieke realiteitszin, dat er nooit een P.P.P.-constructie kan ontstaan die de programmering ondergeschikt maakt aan het commerciële rendement, dat is uitgangspunt. Maar voor het overige is een P.P.P.-constructie nadrukkelijk aan de orde en wij zullen dit op de kortst mogelijke termijn ook gaan uitzoeken. Wij hebben een aantal aanbiedingen om met elkaar te gaan praten. En ik ben ervan overtuigd dat die P.P.P.-constructie, gezien de gretigheid waarmee men daaraan mede invulling wil geven in positieve zin, een bijdrage kan leveren aan de nu gepresenteerde cijfers. Kortom ik ben van mening, het college is van mening, dat de hier gepresenteerde cijfers haalbaar zijn, mits bedrijfseconomisch goed begeleid, en dat is ook een must voor de toekomst, daarover bestaat ook geen misverstand, noch bij de huidige directeur van Concordia, noch bij het college. Wij zijn het er helemaal over eens dat een goed bedrijfseconomisch management voorwaarde is om dit geheel te halen. Maar we moeten wel met zijn allen ja durven te zeggen tegen een bepaald concept. En het college durft daartegen ja te zeggen. En dat er kanttekeningen worden geplaatst, daarvoor heb ik best begrip. Maar ik wil toch nog eens een keer benadrukken dat het echt zo is dat een bepaalde investering moet worden afgezet tegen de daaruit voortvloeiende exploitatielas-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1991 | | pagina 610