19 DECEMBER 1991 611
ten. En iedereen heeft gelijk en dat zult U mij als wethouder financiën bepaald niet hoeven te
vertellen, als hij zegt dat het risico bij een hogere investering theoretisch groter is, omdat de
kapitaallasten hoger zijn dan bij een geringere investering. Maar een van de uitgangspunten is
ook datje, om een bepaald rendement te krijgen, bepaalde voorzieningen en bepaalde ambiances
moet creëren. Dat is in feite een stuk diepte-investering en de kost gaat voor de baat uit. En dan
kom ik weer aan mijn geloof. Daar geloof je in of daar geloof je niet in. Nu, ik geloof er voor
honderd procent in. En ik hoop ook, als de raad met ons deze weg wil opgaan en ik heb de indruk
dat de meerderheid van de raad dat doet, dat die steun vanuit de raad in dit project vanuit die
optiek ook in de toekomst zal blijven bestaan. Tegen die achtergrond durf ik ook te zeggen, geen
garantie te geven, maar te zeggen: ik heb er vertrouwen in dat de resterende sponsorgelden, vanaf
juni zijn de activiteiten op dit terrein stilgelegd juist in afwachting van de besluitvorming, ten
bedrage van 1,9 miljoen om aan de 6 miljoen te komen, gehaald kunnen worden. En dat
vertrouwen baseer ik niet op het feit dat ik met mijn hoofd in de wolken loop, maar dat baseer
ik onder meer op signalen die ik heb gekregen van sponsors die op dit ogenblik in de 4,1 miljoen
zitten en in een recente bijeenkomst dit duidelijk hebben laten blijken, en zeiden dat juist deze
locatie gegarandeerd ruime mogelijkheden biedt om het beoogde sponsorbedrag van 6 miljoen
te halen. En ik hoop nog mee te mogen maken dames en heren, U te kunnen melden dat we het
bedrag van 6 miljoen hebben gehaald en nog blijer zal ik zijn als ik zal kunnen zeggen dat
we het hebben overschreden. Ik heb daarin vertrouwen, maar dat vertrouwen zal mede gebaseerd
moeten zijn op een draagvlak vanuit deze raad. Ik heb respect voor degenen die om hun
moverende redenen menen te moeten tegenstemmen omdat het geloof ontbreekt. Maar als wij
verder gaan hoop ik ook met name in die zaken hun steun te mogen krijgen om een dergelijk
theater waar te maken, waarvan iedereen vindt dat Breda dat verdient. En in mijn ogen is het
zo dat dit theater echt iets is, een theater dat mag worden gekoppeld aan de Bredase schaal. De
Bredase schaal is niet klein petieterig, de Bredase schaal is ook te laten zien datje op een gegeven
moment de culturele hoofdstad van West-Brabant en misschien een stuk van Zeeland bent. En
daar past dit theater in. Ik geloof erin en ik hoop ook te kunnen waarmaken, samen met U, dat
dit kan worden gerealiseerd. Ik ga niet op de diverse onderdelen in. Ik heb een aantal kanttekenin
gen geplaatst. Want anders zitten we elkaar te bevestigen of elkaar te ontkennen. Naar aanleiding
van een aantal concretere vragen het volgende. Meneer De Leeuw, bij de keuze van een architect
speelt nadrukkelijk ook het criterium kunnen bouwen op zo'n kwetsbare plek in relatie tot een
rijksmonument een rol. Ik denk dat dit plan, zoals het nu is uitgewerkt, juist de mogelijkheid
biedt om het rijksmonument in zijn volle glorie tot uitdrukking te laten komen met een openheid
van de binnenplaats en ook helemaal betrekkend bij de binnenstad. Dit vraagt een stuk
deskundigheid en daarom zal ook bij de keuze van een architect daarmee rekening moeten worden
gehouden. Maar ik heb wat dat betreft alle vertrouwen in de selectiecommissie en in het bijzonder
in de voorzitter van de selectiecommissie, die ook de trekker is van het architectuurbeleid van
Breda. En tegen die achtergrond zeg ik: een P.P.P.-constructie mag geen schade aan het
rijksmonument toebrengen, integendeel, moet versterkend werken. De opvattingvan deP.v.d.A.
wethouders: zij zijn mans genoeg en mondig genoeg om daarover zelf iets te zeggen. Hun
motivering kunnen ze zelf kenbaar maken. Op een aantal onderdelen van het betoog van de heer
Garritsen ben ik in algemene zin ingegaan en daar ga ik niet in detail op in. Ik ben ook graag
bereid om de leden van de commissie een reactie te geven op de notitie, waarover de heer
Bokkelkamp het had. Maar ik zeg U meneer Garritsen, dat wanneer de eenmalige kosten met
investeringskosten worden verrekend en de jaarlijkse minderopbrengsten met de exploitatiekosten
worden vergeleken, dan vergelijk ik geen appels en peren, maar noten en losse schoenen. Ik
geef U de notitie straks. Maar het is inderdaad zo, dat als ik bepaalde uitgangspunten neem dan
kan ik andere uitkomsten krijgen. Ja, dat klopt. Over de opmerkingen van de heer Garritsen is
met betrekking tot de stedebouwkundige inpassing in dit gebied kan ik het volgende mededelen.
Ik ontken het niet mijnheer Garritsen, dames en heren en dat heb ik ook in de commissie gezegd,