19 DECEMBER 1991
636
Wij zijn thans toe aan de rondvraag. Maar voordat ik U de gelegenheid geef voor de rondvraag,
zou ik graag een tweetal raadsleden in het bijzonder willen toespreken. Ik heb aan het begin van
de vergadering de heer Taks vanwege zijn jubileum toegesproken, ik mag nu twee raadsleden
toespreken, die om diverse redenen besloten hebben een punt te zetten achter hun politieke
carrière, althans hier in de gemeenteraad van Breda. Allereerst wil ik het woord richten tot
mevrouw Pellis, die een respectabele periode in deze raad heeft doorgebracht, van 1981 tot en
met heden. Dat is alles bijelkaar zo'n elf jaar. Mevrouw Pellis, U heeft in de periode dat U hier
in de raad heeft gezeten deel uitgemaakt van een groot aantal commissies. U heeft dus vrijwel
alle beleidsterreinen, zoals wij die hier aan de orde hebben in Breda, onder Uw hoede gehad.
U heeft, denk ik, Uw raadslidmaatschap in die jaren op een bijzondere wijze uitgevoerd. U had
over het algemeen voor met name het sociale werk een hele brede belangstelling. U was bewogen
op het terrein van het milieu en met name ook geïnteresseerd in de oplossingen op huishoudelijk
niveau. U besteedde ook altijd in Uw betogen veel aandacht aan milieu-educatie en ik denk dat
ik namens de raad spreek als ik mag vaststellen dat Uw sociale bewogenheid die U in Uw
dagelijkse werk ook tot uiting bracht, ook in Uw raadswerk in belangrijke mate heeft doorge
klonken. U was oud-medewerkster van de Stichting Ouderenwerk en om die reden heeft Uzelf
nooit zitting genomen in de commissie M.D.S.O.sociale zaken, omdat U niet vond dat er sprake
moest zijn van een vermenging van belangen. U mag zich toch na al die jaren ervan overtuigd
weten, dat er niet alleen binnen Uw fractie-afdeling, maar ook binnen de raad heel veel respect
bestaat voor de wijze waarop U het raadslidmaatschap hier in Breda heeft vervuld. U heeft dat
dikwijls gedaan op een ontwapende wijze, ook op een wijze waaruit medeleven en interesse sprak,
ook in de persoonlijke gang van zaken bij raadsleden. U heeft heel lang geaarzeld voordat U
besloten heeft tot het opzeggen van het raadslidmaatschap en dat had met name betrekking op
de vele wisselingen. Ik wil U in ieder geval namens de gemeenschap van Breda, heel hartelijk
dankzeggen voor al die activiteiten en ik zal U zo dadelijk samen met Uw collega graag een
bloemetje overhandigen als blijk van waardering voor al het werk dat U in Breda heeft gedaan.
Ik wil ook afscheid nemen van mevrouw Van Oosterhout, van haar kan ik niet zeggen dat zij
zolang in de raad heeft gezeten. Zij heeft dan ook de gelegenheid te baat genomen om in haar
afscheidsbrief nog eens uitvoerig aan te geven waarom zij afscheid heeft menen te moeten nemen
van de raad. Het is niet aan mij om op een aantal van Uw opmerkingen in te gaan. Op sommige
andere opmerkingen zou ik wel het een en ander kunnen zeggen. Ik denk in ieder geval dat wij
kunnen vaststellen dat U, voor de periode dat U heeft gefimctioneerd in de raad, blijk heeft
gegeven van een grote deskundigheid op het terrein van de volkshuisvesting en dat Uw vertrek
uit de Bredase politiek, zeker ook voor Uw fractie, in dat opzicht een gemis is, omdat de komende
jaren in het kader van de decentralisatie op het volkshuisvestingsbeleid het aantal debatten over
dit onderwerp in de raad aanzienlijk zal gaan toenemen. Uit Uw ontslagbrief blijkt dat U voor
zichzelf nogal een hoog ambitieniveau stelt. U heeft een zware baan in Rotterdam als directeur
van het Rotterdams Instituut voor de Bewonersondersteuning. U heeft daarnaast ook persoonlijk
een buitengewoon zwaar jaar doorgemaakt, door het ondergaan van een aantal operaties en
uiteindelijk heeft dat te zamen bij U geleid tot de conclusie dat U er beter aan zou doen om U
terug te trekken uit de gemeenteraad. U heeft daarmee ook een keuze durven te maken. Ik zou
eigenlijk moeten vaststellen dat Uw periode van het raadslidmaatschap in dat opzicht niet al te
produktief is kunnen zijn door de beperkte tijd, maar aan de andere kant denk ik dat U het
buitengewoon produktief heeft gemaakt, doordat U notabene met een raadslid bent getrouwd.
U kunt dus met recht en reden zeggen dat U aan de politiek nog iets heeft overgehouden. Ik weet
niet of Uw plotselinge vertrek uit de gemeenteraad ook binnen Uw huwelijk heeft geleid tot een
spannende discussie, of de beslissing van Uw echtgenoot om destijds afscheid te nemen wel zo
verstandig is geweest, maar dat is iets waar wij verder ook buiten zullen blijven. Ik zeg U in
ieder geval, ook namens de gemeenteraad, heel hartelijk dank voor al Uw activiteiten en ik hoop
dat, mocht U te zijner tijd wederom tijd kunnen vrijmaken voor de Bredase politiek, wij U weer