7 MAART 1991
68
tingspatroon hadden, dan dat er nu is uitgekomen. Daar kun
je je teleurstelling over uitspreken, dat is ook zo. Dat
kun je jammer vinden, dat is óók zo. Het belangrijkste is
denk ik dat je dan met elkaar constateert welke lering je
daaruit moet trekken. Ik denk dat in ieder geval die lering
zou moeten zijn, dat het college in de naaste toekomst om
trent de te volgen selectieprocedure heldere en duidelijke
afspraken maakt met de raad, in de vorm van overleg waar
schijnlijk tussen burgemeester en fractievoorzitters. Ver
volgens een aantal kanttekeningen van de heer Garritsen,
waarvan ik toch duidelijk afstand neem. De heer Garritsen
begint in zijn betoog met: "voor de zoveelste keer". Dat
wil zeggen dat hij daarmee suggereert dat er in Breda zaken
plaatsvinden, vergelijkbaar bij elders, die duidelijk de
pan zouden uitrijzen of een volstrekt overtrokken beeld zou
den geven. Wij hebben ruim 1.800 medewerkers in dienst en
over het aantal situaties waarmee we worden geconfronteerd
in dit soort gevallen, vergeleken bij elders, moet ik U zeg
gen dat wij daarmee toch zeer zorgvuldig omgaan, en dat we
wat dat betreft zeker geen buitensporige positie innemen.
Dus Uw suggestie "voor de zoveelste keer" is dan Uw idee
daarover, het mijne is anders en ik kan het in ieder geval
met cijfers staven. Over een tweede opmerking van de heer
Garritsen dat met betrekking tot deze procedure er sprake
zou zijn van rechtsongelijkheid met betrekking tot ambtena
ren op welk niveau dan ook, moet ik zeggen dat dat volledig
naar het rijk der fabelen moet worden verwezen. Mijnheer
Garritsen, een- en andermaal, dit college heeft in dit
soort situaties altijd rekening te houden met de rechtsop
vattingen die neergelegd zijn in het ambtenarenreglement.
Wanneer zulke situaties ontstaan, zullen wij als richtsnoer
nemen datgene waarbij én werkgever én werknemer in goed
overleg met elkaar tot een voor beide partijen zo passend
mogelijke oplossing komen. En dat geldt ook voor een onder
geschikte functie. En mijnheer Garritsen weet natuurlijk
niet, en het is hem ook niet kwalijk te nemen, hij komt ook
niet zo vaak in de commissie P.O.I., dat wij ons vaak als
werkgever bezighouden met situaties van bijvoorbeeld her
plaatsing van ambtenaren, omdat werkgever en werknemer in
gezamenlijk overleg constateren dat het handhaven in die
functie voor geen van beide partijen een passende oplossing
is en dat we dan een vorm vinden van een andere werkkring,
of dat wij onze hulp verlenen bij out-placementof dat wij
in contact treden met collega gemeentebesturen of zij wel
licht een passende oplossing hebben. Mijnheer Garritsen, ik
kan U verzekeren, dat wij onze rechtsgelijkheid die wij han
teren ten aanzien van al onze ambtenaren nimmer en nooit
zullen laten afhangen van de rang van betrokkenen. Over de
onderbouwing van het bedrag, het volgende. Dat is een kwes
tie van onderhandelen; waarmee moet je in zo'n situatie re
kening houden? Wat er ook met betrokkene gebeurt, op welke
termijn dan ook, en naar aan zekerheid grenzende waarschijn
lijkheid, zal er in ieder geval gezien de situatie een pen
sioenbreuk optreden, met alle nadelige gevolgen, wanneer be-