7 MAART 1991
74
schrijven. Als je als centrumgemeente, ongeacht waar in het
land, een woonwijk gaat realiseren op het terrein van je
buurgemeente, dan doe je dat via een overeenkomst. Dat je
de inkomsten die daaraan vastzitten als centrumgemeente
graag zelf wilt hebben, dat is de kern; anders heb je geen
bestuursovereenkomst nodig. Als je de inkomsten, die een
centrumgemeente krijgt voor een woonwijk in een buurgemeen
te, vergelijkt met de inkomsten die de betrokken gemeente
zelf krijgt dan krijgt, de centrumgemeente per definitie al
tijd vanwege andere grondslagen meer geld. En als we dus
diezelfde hoeveelheid geld willen hebben van die buurgemeen
te, en dat is de kern c.q. de reden waarom je zo'n bestuurs
overeenkomst aangaat, dan betekent dat dus dat die gemeente
niet alleen de centen, die ze extra krijgen voor de inwo
ners, kwijt is, maar dat ze zelf ook extra geld uit de ge
meentekas c.q. verhoging van een aantal gemeentetarieven
zal moeten accepteren om de grote gemeente te compenseren.
En dat is in feite de kern van de hele discussie die we heb
ben over bestuursovereenkomsten en daarom komen die zaken
ook nauwelijks tot stand. Dat is dus in feite ook het be
zwaar, hetgeen overigens een heel rechtvaardig bezwaar is
van de buurgemeenten. Ik kan me dat volkomen voorstellen.
Dat hebben wij ook als college gezegd. Wij kunnen ons Uw be
zwaar voorstellen, maar voor ons is dat wel de kern van de
oplossing waar we natuurlijk over praten. Dat is één. Het
tweede punt is ook interessant. Ik heb deze week beschik
king gekregen over een discussienotitie die bij Binnenland
se Zaken circuleert en die in feite een soort opstap gaat
worden voor een tweede versie van besturen op niveau. In
dit stuk wordt nog eens een aantal bezwaren geformuleerd te
gen convenanten en dan zien we dat zowel de Provincie maar
ook het Rijk eigenlijk helemaal niets voelen voor convenant-
en en dat ze ook afzien van het idee om het fenomeen be
stuursovereenkomsten of convenanten door een algemene wet
te gaan regelen. Wat zijn die bezwaren? Op de eerste
plaats: al die bestuursovereenkomsten/convenanten zijn te
vrijblijvend en daar wijst ook de literatuur op en ook de
deskundigen wijzen daarop. Op de tweede plaats: in feite
geven ze te weinig uitzicht op een effectief, op een effi
ciënt en op een doelmatig bestuur. Het derde punt, waar we
ook met de commissie Konijnenbelt tegenaan gelopen zijn, is
dat er een gebrekkige democratische legitimatie is. Natuur
lijk kunnen ze worden goedgekeurd door raden, maar je kunt
alleen maar ja of neen zeggen, want je kunt niet met negen
endertig raadsleden tegelijkertijd gaan onderhandelen. Het
volgende bezwaar is, en dat is ook een kernbezwaar waarop
de heer Boorsma in de commissie Konijnenbelt ons heeft ge
wezen, dat convenanten alleen maar een tijdelijke oplossing
zijn. Die kunnen we alleen maar hanteren vooruitlopend op
een nieuwe vorm van bestuurlijke samenwerking, agglomeratie
of stadsregio, of vooruitlopend op herindeling. Met andere
woorden vormen van convenanten in het Nederlandse bestuurs
rechtelijke systeem kunnen nooit een definitieve oplossing
vormen voor de problemen waarmee de grote stad worstelt.