27 FEBRUARI 1992 115 af, vóórdat je zo'n algemene maatregel neemt, omdat je dan toch in de systematiek die we hanteren straks moet zeggen: we moeten het weer oppakken, dus het eenmalig doen spreekt ons verder niet zo aan. We missen eigenlijk iets in het amendement. Wij hebben een paar moties ingediend. Eén punt dat in het amendement van C.D.A. en D66 naar onze mening onvoldoende wordt aangegeven, betreft het bedrag voor de emancipatie. Men zegt: in feite stemmen we ermee in, maar bij de begroting bekijken we of het inderdaad is te realiseren. Wat ons betreft moet er een stuk duidelijkheid zijn. Die korting moet je nü niet opnemen, als de nota wordt besproken kunnen we altijd kijken wat het betekent en dan zou je in feite gewoon een p.m.-post op moeten nemen, als je dan toch wat invult. In die richting zouden we het liever zien en vandaar dat wij vinden dat onze motie op dat punt meer duidelijkheid geeft. Het andere punt blijft nog steeds onduidelijk. Dat is de inboedelbereddering, een bedrag van 50.000,-. Als je de tekst leest op pagina 22, dan gaat het om situaties waarin de eigenaar door afwezigheid of onvermogen niet in staat is de opslag zelf te verzorgen. Als ik dat punt lees, dan zeg je: dat laat je weg. Uit de beantwoording van de wethouder heb ik begrepen dat hij zegt: in noodsituaties doen we het toch wel. Ik denk dan toch dat de presentatie van het college duidelijk moet zijn. In de onderliggende stukken staat ook dat er een meerderheids- en een minderheidsstandpunt is binnen het college. Ook dat is niet duidelijk geworden, hoe dat nu in elkaar zat. Wij denken dat je in feite de inboedelbereddering een taak van de gemeente moet laten blijven, met name in die situaties zoals die op pagina 22 zijn vermeld. Of er dan een bedrag van 25.000,— noodzakelijk is willen we dan verder wel zien, maar in ieder geval vinden wij van datgene wat hier staat, wat je af wilt schaffen, dat je dat niet moet doen en dat je in feite dan de Kadernota zou moeten aanpassen. Inhoudelijk nog even het volgende. Door het college is als volgt gereageerd op de motie over de golfbaan: de procedure afwerken. Ik vind het op een bepaald moment ook een kwestie van geloofwaardigheid naar de initia tiefnemer. Als je zolang bezig bent met een locatie, als je nu al twee keer weet dat de provincie toch redelijk negatief heeft gereageerd op die locatie, dat de bevolking toch redelijk unaniem, heb ik het idee, zegt - en mogelijk vanavond ook weer - die golfbaan op die locatie moeten we niet, de P.v.d.A. heeft dat standpunt, dan denk ik: dat standpunt moeten we ook innemen, dan weet ook de initiatiefnemer waar hij aan toe is en dan maakt hij geen extra kosten om toch die golfbaan daar te realiseren. Vandaar dat we die motie zeer zeker overeind willen houden. Het laatste punt betreft de schouwburg: op zich is het een wat ongebruikelijke motie van ons, waarbij wij zeggen: houd eens een enquête. Op zich zijn we daar nooit zo voor, want om middels enquêtes tot besluitvorming te komen vinden wij in principe niet de juiste weg, maar waar het zo is met de schouwburg, wat we hebben aangegeven, dat daarbij de bevolking nog nooit heeft ingesproken en pas na de zomervakantie een oordeel mag geven, denken wij dat het op dit moment nodig is dat de mening van de bevolking toch gevraagd is om te weten hoe het maatschappelijk draagvlak voor dit grote project is. De VOORZITTER Dan zijn we daarmee gekomen aan de laatste termijn, althans als we ons houden aan de afspraken van de zijde van de raad. Ik kijk even naar de klok, ik kijk ook even naar het feit dat er een nieuwe motie op tafel is gekomen, waarover het college zich toch een oordeel zal moeten aanmeten. Ik schors de vergadering tot precies tien over half negen en dan krijgt u in de tussentijd koffie of andere spijs of drank. SCHORSING De VOORZITTER heropent de vergadering. BEANTWOORDING COLLEGE.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1992 | | pagina 115