26 MAART 1992 133 aantal zal eind 1993 zijn verhoogd tot 578 plaatsen. Met name in de komende jaren treedt er een forse uitbreiding op, mede ook door gebruikmaking van gastouderprojecten en bedrijfsop- vang. De groei van het aantal kindplaatsen en de investeringen in het kader van nieuwbouw en uitbreiding van bestaande dagverblijven zijn mogelijk door het maximaal benutten van gelden uit de stimuleringsmaatregel voor Breda. In het programakkoord is afgesproken om zowel gemeentelijke gelden als Rijksgelden geheel in te zetten voor kinderopvang. Dit betekent dat het budget voor kinderopvang van nog geen 1 miljoen, de situatie 1989-1990, groeit naar ruim 5 miljoen. Op zich dus hele positieve ontwikkelingen, of zoals al eerder gezegd: een grote sprong voorwaarts. En het wil niet zeggen dat we er nu zijn. Er moet nog veel meer gebeuren. En we hebben natuurlijk ook een hele achterstandssituatie te bestrijden en jaren van stilstand. Het is niet zomaar op dht niveau te brengen waarbij de wachtlijstenproblematiek voorbij is. Er is een knelpunt en ook mevrouw Brosky heeft het daarover gehad, en dat betreft het gebrek aan buitenschoolse opvang. Ook wij willen dat nog even benadrukken. De P.v.d.A. heeft er al in het verleden op aangedrongen de plaatsen voor buitenschoolse opvang zo te verhogen, dat deze in redelijke verhouding staan tot het aantal kindplaatsen. Bezien we de situatie eind 1993, dan is het totale aantal kindplaatsen 578 en buitenschoolse opvang 138. Op zichzelf zijn dat er al 76 extra. Maar het is duidelijk dat werkende en studerende ouders alsnog in de problemen komen als hun kinderen vier jaar worden. In de commissievergadering is door de wethouder duidelijk naar voren gebracht dat er op dit moment geen financiële ruimte is om meer buitenschoolse opvang te realiseren. Op pagina 14 van de nota wordt een en ander toegelicht. Buitenschoolse opvang blijft dus topprioriteit voor alle partijen, zoals ook aangegeven in de beleidsnota Kinderopvang van februari 1990. Er resteren nog twee vragen aan het college. Op pagina 15 van de nota geeft u aan dat vanaf 1994 na afloop van de stimuleringsmaatregel zal worden bezien of het wenselijk en mogelijk is buitenschoolse opvang uit te breiden. Ons inziens is het woord wenselijk hier niet op zijn plaats. Op het moment dat er financiële ruimte ontstaat, moeten we overgaan tot verhoging van het aantal buitenschoolse opvangplaatsen, gezien de politieke prioriteit. Is het college het eens met deze zienswijze? En vervolgens aanvullend op hetgeen mevrouw Brosky naar voren heeft gebracht. Op zich zou ik dat verzoek in die zin willen ondersteunen, als ik het zo mag begrijpen: de C.D.A.-fractie gaat akkoord met de voorliggende notitie, gaat akkoord met de verhoudingen van het aantal kindplaatsen op dit moment en dat betekent dus dat zowel het gemeentelijk budget als de Rijksgelden geheel zijn ingezet om deze notitie tot een succes te maken. Wanneer we kijken naar het knelpunt buitenschoolse opvang wil de C.D.A.-fractie en de P.v.d.A. is het daarmee eens, al vóór 1994, wanneer de stimuleringsmaatregel is afgelopen en de gelden vanuit het Rijk gaan vrijvallen, extra plaatsen buitenschoolse opvang creëren. In onze zienswijze zou dat niet anders kunnen dan door het beschikbaar stellen van extra, wellicht eenmalige, gelden. Als de C.D.A.-fractie in deze richting denkt, en dat kan, dan zullen we het college uitnodigen voor een notitie in de richting van de commissie, maar alleen onder die voorwaarde dat we ook bereid zijn naar die gelden te zoeken. De C.D.A. praat over een creatieve oplossing vanuit het college, maar de gelden zijn op zich op, die zijn helemaal gebruikt. We mogen niet zonder meer nu alsmaar verwachtingen wekken naar de ouders en ten aanzien van de verzoe ken die er zijn gekomen bij het inspreken in de commissie. Als die bereidheid er is dan ondersteunt de P.v.d.A.-fractie van harte het verzoek van het C.D.A. Mijn tweede vraag: nu ook de mogelijkheid aanwezig is van bedrijfsopvang, moet dat ons inziens niet beperkt blijven tot de bedrijven van de commerciële sector. Ook een grote werkgever als de gemeente zelf en het aantal gesubsidieerde instellingen dienen de mogelijkheden te krijgen voor hun personeel plaatsen te kopen. Dat betekent dus dat naar de toekomst toe een eventuele verhoging van verschillende budgetten inclusief het gemeentelijk budget kinderopvang eigen personeel overwogen moet worden. Is het college bereid de mogelijkheden hiertoe te onderzoeken?

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1992 | | pagina 133