26 MAART 1992
134
Mevrouw VAN BEUSEKOM-NIX
Breda zet met deze nota en met deze investeringen een hele duidelijke lijn uit naar waar we
heen willen. Dat een en ander toch reacties van het veld heeft opgeroepen, was te verwachten
en is ook heel goed. We zijn per slot van rekening met het kinderopvangbeleid nog niet zover
gevorderd dat we met de verdere ontwikkeling daarvan achterover kunnen leunen. Daarom is
het ook zo belangrijk dat de instellingen die met de uitvoering belast zijn, hun stem hebben
laten horen. En het is dan ook aan het college en de beleidsambtenaren om daar een gewillig
oor voor te hebben en om de knelpunten te signaleren en deze ook bij verdere beleidsont
wikkelingen te betrekken. Over buitenschoolse opvang is al heel veel gezegd. Het is een van
de knelpunten. Het is met name gesignaleerd door de leden van de commissie, maar daarnaast
ook niet te vergeten door de instellingen zelf. Daarvan is ook toegezegd dat daarnaar zal
worden gekeken, maar niet in deze fase, omdat dat erg moeilijk was en niet alleen omdat de
gelden anders waren ingezet, maar omdat wij ook met z'n allen hadden gekozen voor een
voortgang. Er moet doorgewerkt worden. Dus die knelpunten zullen gesignaleerd worden.
Ook in de evaluatieverslagen naar de raad en naar het Rijk moeten die knelpunten worden
opgenomen en daarbij horen dan ook duidelijk geformuleerde aanbevelingen. Wij hebben ook
al gezegd in de commissie: het is niet alleen belangrijk voor de raad, maar het is ook zeker
belangrijk voor het Rijk om te weten welke moeilijkheden er zijn of ontstaan. Het is nu ook
zaak om heel snel aan de slag te kunnen gaan en u geeft ook heel duidelijk aan dat te willen
doen. Het is daarbij naar onze mening van belang dat er goed gecoördineerd wordt gewerkt,
zeker daar waar ruimtelijke ordening procedures moeten worden gevoerd. Want wij denken
dat, als dat niet gebeurt, het niet ondenkbeeldig zal zijn dat de financiële risico's die van de
prijsstijgingen ver te boven zullen gaan en dat zal zoveel mogelijk moeten worden voorkomen.
Want het betreft toch per slot van rekening een achttal projecten die alle acht op zich al
risico's inhouden. Voor die bewaking en de daarvoor nodige samenwerking zou je bijna
denken aan een projectorganisatie kinderopvang. Heeft het college eigenlijk ook zoiets voor
ogen? Verder denk ik dat we al zover zijn dat we kunnen zeggen: in grote lijnen akkoord met
dit voorstel en de nota.
De heer SCHRöDER
De woorden van mevrouw Brosky hadden eigenlijk door onze fractie ook uitgesproken kunnen
worden, alleen waren wij toevallig als laatste aan de beurt. Ik wil daarmee zeggen: van harte
wordt het oordeel dat wordt uitgesproken over de nota ondersteund. We herhalen de vraag
over de voortgang met betrekking tot de fusering. We hebben vernomen dat daarover
afgelopen dinsdag wat problemen zijn ontstaan. Hoe zijn die opgelost, hoe kunnen die worden
opgepakt en welke consequenties zullen die hebben voor de voortgang? Ook wij nemen graag
kennis van de visie van de functionele wethouder over de mogelijkheid om een tussentijdse
notitie te maken over buitenschoolse kinderopvang, omdat we ook dienaangaande al eerder in
de commissie aan de orde hebben gesteld dat we daarin graag uitbreiding willen zien, ook
vóór 1994.
Wethouder VAN RAAK
Laat ik beginnen met mijn dank uit te spreken voor de toch links en rechts geuite waarderende
woorden. Ik zal die uiteraard overbrengen richting het ambtelijk apparaat. Als ik uiteindelijk
kijk richting de verschillende sprekers, dan denk ik dat ik maar meteen met het voornaamste
punt van discussie begin, en dat is de kwestie van de buitenschoolse opvang. We hebben naar
aanleiding van de commissiebeschouwing de nota enigszins gewijzigd, aangepast en van
nieuwe teksten voorzien, niet in strijd overigens met de vorige, want dat zou vervelend zijn.
Ik zal proberen uit te leggen waarom we tot deze constructie zijn gekomen. U weet, we zijn
min of meer door mevrouw d'Ancona in een soort keurslijf gedwongen op basis waarvan wij