26 MAART 1992
136
zo spoedig mogelijk overeenkomstig uw vraag een notitie aan de commissie aanbieden. Ik
denk alleen dat ik wat problemen heb met wat de inhoud van die notitie precies zou moeten
zijn. Mij ontbreken op dit moment de ervaringsgegevens. Hoe gaat zich dat ontwikkelen? Ik
kan heel makkelijk nagaan hoeveel buitenschoolse plaatsen ik tekort kom; dat heb ik op een
A-viertje weggezet. Ik kan berekenen wat de financiële consequenties zijn om die continuïteit
wèl te garanderen. Zoiets kan ik u reeds de volgende commissievergadering voorleggen. Wat
ik niet kan doen, maar wat ik wel van plan ben overigens, is op dit moment de ontwikkelingen
voorspellen anders dan ik ze nu heb voorspeld, over hoe de situatie in 1994 eruit zal gaan
zien. Het lijkt mij verstandiger de rapportages over de nieuwe ontwikkelingen die volgens
afspraak regelmatig aan de commissie worden voorgelegd, af te wachten en te zeggen: kijk,
nu moeten we bijsturen, nu loopt het fout. En alsdan kunt u dan eventueel beslissen of daar
geld anders moet worden gerangschikt of anders moet worden ingezet. Ik denk dat in ieder
geval vóór 1994 daarover een besluitvorming moet plaatsvinden en dat we daarover zinniger
van gedachten kunnen wisselen, dan over het blote feitenmateriaal wat ik u nu op dit moment
alleen maar kan voorzetten. Over de buitenschoolse opvang onderschrijf ik dus die behoefte.
We hebben die als raad twee periodes lang uitgesproken. We constateren nu dat we van 60
naar 136 gaan, daarmee gaan we toch meer dan 200% vooruit, dus er zit ook in die buiten
schoolse opvang een flinke sprong voorwaarts, maar ik besef de continuïteitsproblematiek die
er bij de ouders kan optreden. Gevraagd is of ik al wat nieuws heb over het fusieproces. Het
fusieproces duurt mij en u waarschijnlijk te lang. We hadden gehoopt per 1 januari gefuseerd
te zijn. Dat is niet gelukt. Het democratisch gebeuren dat zich daar afspeelt, kost tijd. Dat is
op zichzelf geen ramp. Een democratie mag zijn tijd hebben, maar ik begin zo langzamerhand
wel wat ongeduldig te worden. We hebben op dit moment een gastouderproject dat eigenlijk
geen bestuur boven zich heeft; we hebben op dit moment een acquisiteur die eigenlijk geen
bestuur boven zich heeft. Ik vind het allemaal te lang duren. Tijdens de fusiebesprekingen is
er niets, en dat in de richting van de heer Schroder, van problemen gebleken. Integendeel,
zowel werkgevers als werknemers hebben verklaard uitermate gelukkig te zijn met het feit dat
wij op een fusie aanstevenden. Ik denk echter dat de problematiek zit in een typische instituti-
onaliseringsproblematiek, namelijk de twee grote instellingen hebben wat problemen daarmee
en hebben ook in de voorgaande jaren de kinderopvang direct als een eigen voorziening
beschouwd en hebben vanuit het FIOM en vanuit Valkenhorst direct kinderen kunnen plaatsen
op hun eigen kinderopvang. Dat wordt hun nu min of meer wat moeilijker gemaakt. En dat is
denk ik in feite de essentie van de wat moeizamere gang van zaken die zich op dat terrein
ontwikkelt. Want juist de kleine kinderdagverblijven hebben heel veel baat en heel veel
vreugde bij een grote centrale organisatie en dat laten ze uiteraard ook weten. Wat hebben we
nu in dat tripartiete-overleg afgesproken? Dat er gewerkt wordt aan een voorlopige medezeg
genschapsraad, die zich zal belasten met de ontwerpen van de statuten en die zich zal gaan
bemoeien met de toekomstige bestuurssamenstelling. Ik denk dat we afgelopen dinsdag
vooruitgang hebben geboekt. Ik durf nog steeds niet te voorspellen wanneer die centrale
organisatie er is. Dat kan in ieder geval niet vóór de grote vakantie, vrees ik, het zal wel na
de grote vakantie worden, te meer ook omdat werkgevers en werknemers, en ik denk ook
terecht, van hun zijde hebben gevraagd, om inspraak te mogen hebben in het centrale
organisatieplaatje dat wij in al onze ijver en al onze drang om op te willen schieten al min of
meer voorgetekend hadden. Ik verwacht dat zij zeggen: kijk eens, wij maken als werkgevers
wel uit hoe onze organisatiestructuur eruit ziet. We waren dus iets te voorbarig, vond men.
Dat zijn wat kleine geschillen. Je moet ook niet te hard willen werken, denk ik. Maar het ligt
in ieder geval klaar, ze kunnen er gebruik van maken. Mij is bij het fusieproces alleen maar
de traagheid en de moeizaamheid van het terugkoppelen naar de achterban gebleken en dat
bespoedigt de zaak blijkbaar niet. Richting mevrouw Van Beusekom het volgende. We hebben
met elkaar in de commissie afgesproken dat we in ons verslag naar het Rijk zullen opnemen