29 APRIL 1992 175 activiteiten door de minima. Dan verwijs ik toch naar het onderzoek dat wij aan het begin van ons minimabeleid hebben laten houden en waar juist bewezen was dat die drempels niet van financiële aard waren voor wat betreft sociaal-culturele activiteiten en alleen maar van financiële aard voor wat betreft sportactiviteiten. Op basis daarvan hebben we juist die bijdrageregeling sport ingesteld. Hij vraagt mij een toezegging voor een onderzoek. Ik was niet van plan een onderzoek daarnaar te houden. Dat zou een herhaling van de discussie opleveren, ik denk dat de discussie lang genoeg met de raad is gevoerd. Er is geen bereidheid mijnerzijds om een onderzoek in die richting te entameren. Uw veronderstelling tenslotte dat ik spreek over een hypothetische groep die er zich voor zou schamen om van een minimapasje gebruik te maken, bestrijd ik. Ik weet uit eigen ervaring dat er voldoende mensen zijn, zeker bij de ouderen, die weigeren om aan anderen te laten zien dat zij tot een armoedegroep behoren en ik denk dat u die ook uit eigen ervaring kent. Dat was het. De VOORZITTER We gaan thans over tot de besluitvorming. Allereerst vraag ik aan mevrouw Van Beusekom of zij haar amendement handhaaft? Ik stel vast dat we eerst gaan stemmen over het amendement. Wellicht dat we een eerste poging mogen wagen als we er vanuit gaan dat de fracties van de VVD en de fractie van Groen Links De heer GARRITSEN Door de fracties is de duidelijkheid wel gegeven. Het zou voor ons, voor de raad, wel aardig zijn wat duidelijkheid van het college te krijgen, hoe daar de stemming is. De VOORZITTER Dat zal nu ongetwijfeld blijken bij de stemming. Ik was net bezig samen te vatten wat u zo graag wilde zien. Ja, dat gaat nu gebeuren om de spanning nog even op te voeren. Ik stel vast dat de fractie van de VVD, inclusief haar wethouder, en de fractie van Groen Links vóór het amendement hebben gestemd en dat daarmee het amendement is verworpen. Ik kan vervolgens vaststellen dat het voorstel met algemene stemmen is aangenomen. Akkoord. 72. WIJZIGING VAN DE "STAANGELDVERORDENING BREDA 1992". Akkoord. 73. VASTSTELLEN HOOFDCONCLUSIES VAN HET EVALUATIE-ONDERZOEKNAAR HET EXPERIMENT INPLAATSINGSBELEID BU WONINGTOEWIJZING EN DE CONSE QUENTIES VOOR HET BESTAANDE WOONRUIMTEVERDELINGSBELEID. Mevrouw DAMMER-NOORMAN Het voorstel om het rapport "Evaluatie experiment inplaatsing Breda" voor kennisgeving aan te nemen vinden we prima. Ook onderschrijven wij de intentie om het inplaatsingsbeleid te integreren in reguliere verdedigingsregels zoals vermeld onder punt 2van het voorstelBelangrijk is dat de politiek randvoorwaarden stelt ten aanzien van het toewijzingsbeleid en dit niet overlaat aan de marktpartijen. Een van de eerste uitgangspunten dient te zijn: bescherming van kwetsbare groepen op de woningmarkt, specifiek de allochtonen. Dat betekent dat afspraken gemaakt moeten worden, ook om als raad inzicht te krijgen hoe het doelgroepenbeleid wordt uitgevoerd. Het tweede uitgangspunt betreft het inplaatsingsbeleid. Het gaat hierbij om de problematiek van botsende leefstijlen en op basis daarvan te verwachten problemen tussen nieuwe en reeds aanwezige

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1992 | | pagina 175