4 JUNI 1992 216 104. AANPASSING BUDGET VOLKSHUISVESTING: FONDS STADSVERNIEUWINGM.P.S. 1992-1996, JAARSCHIJF 1992. 105. HET VOTEREN VAN EEN KREDIET GROOT 1.258.000,- IN VERBAND MET DE INVULLING VAN DE JAARSCHIJF 1992 VAN HET VERLICHTINGSSTRUCTUURPLAN. Akkoord. 106. VERZOEKEN OM PLANSCHADEVERGOEDING ALS GEVOLG VAN DE REALISE RING VAN DE WOONWAGENLOCATIES AAN DE RUITERSBOSLAAN EN DE RIJNAU- WENSTRAAT. De heer DERIJCKERE Omdat dit een oud en vertrouwd onderwerp is, zullen we er inhoudelijk niet verder op ingaan. We volstaan met te verwijzen naar datgene dat het CDA in eerdere vergaderingen daarover heeft gezegd. Waarop we wel heel kort willen terugkomen en gaarne een hele duidelijke toezegging van uw college willen hebben is: wanneer komen de evaluatie en de voorstellen tot verandering van de verordening? De heer VAN DE STEENOVEN Gezien de eerdere discussies over soortgelijke voorstellen zal duidelijk zijn dat de PvdA-fractie ook deze keer tegen dit voorstel zal stemmen. Nogmaals, er is geen daadwerkelijke aantasting van het woongenot door de realisering van de woonwagenlocaties die het hier betreft en de vermeende waardevermindering, die is gebaseerd op vooroordelen tegen woonwagenbewoners. Wat dat betreft vinden wij dus die zogenaamde schade een arbitraire aangelegenheid. De mening dat met name het vaststellen van de schade een arbitraire aangelegenheid is, daarin worden wij gesterkt door juist dit preadvies, waarin verzoeken tot planschade uit het Ruitersbos weer ruimhartig worden toegewezen, maar die uit Upelaar, op grond van een zeer ingewikkelde argumentatie, worden afgewezenHet bevestigt ons inziens nog eens het discutabele van de schade- vaststelling. Wij vragen daarom het college om in de toegezegde notitie over de manier waarop wij omgaan met de verzoeken tot toekenning van schadevergoeding, nog eens speciale aandacht te besteden aan de procedure waarop die schade wordt vastgesteld en ook aan de samenstelling van de schadebeoordelingscommissie. De heer VAN GURP Voorzitter, u weet van ons dat we ook altijd fel zijn geweest op dit punt. De heer Van de Steenoven heeft in ieder geval gelijk dat het vooralsnog een discutabele aangelegenheid is. Dat vinden wij ook. Wij gaan echter niet op inhoudelijke, maar op procedurele grond ook nu weer akkoord net als de vorige keer. Helaas, we moeten wel met deze verordening, willen wij ons eraan houden. Ik zal niet nog een keer vragen wanneer de notitie komt, want dat wordt iedere keer al gevraagd. Dus, öf de heer Derijckere luistert niet, of hij is er niet, maar ik zal de wethouder in ieder geval De heer DERIJCKERE De heer Derijckere is er wel en luistert wel, daar gaat het niet om. Maar we hebben hem nu al zo vaak toegezegd gekregen en telkens wordt het uitgesteld en ik wil nu een uiterlijke datum horen wanneer we hem krijgen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1992 | | pagina 216