4 JUNI 1992
218
met twee maten, zoals dat is genoemd, heeft het college zich gebaseerd op de onafhankelijke
schadebeoordelingscommissie en we hebben ons daarbij neergelegd. We hebben dus niet zelf
nog eens een extra toets eroverheen gelegd. We hebben gezegd: we hebben daar een commissie
voor van buiten het gemeentelijk apparaat, die commissie doet voorstellen en wij nemen die over.
Het blijkt dat men daar verschillend over kan denken, dat is dan zo, maar het college heeft
gemeend die zaken te moeten overnemen. De opmerkingen van de heer Van de Steenoven om
de schadevaststellingsprocedure en de samenstelling van de commissie te betrekken bij de evaluatie,
zal ik inderdaad meenemen en ik zal kijken in hoeverre we daarop in die notitie een antwoord
kunnen geven.
De heer VAN GURP
Naar aanleiding van wat de heer Garritsen zegt het volgende. Hij doet nu net voorkomen alsof
het voor ons een zaak is van: jongens gooi dat gemeenschapsgeld maar weer even op straat. Hij
weet zich ongetwijfeld te herinneren hoe wij met hand en tand hebben
De heer GARRITSEN
Als je het op straat gooit, dan delen er meer mensen misschien in mee. Maar nu gaat het echt
de brievenbus in.
De heer VAN GURP
hoe wij met hand en tand hebben geprobeerd om nog iets aan deze zaak te doen door voor
te stellen de integrale uitkeringen niet toe te passen, maar een deelbedrag uit te keren, door de
uitkering van het bedrag uit te stellen tot het moment dat de eigenaar daadwerkelijk over zou
gaan tot verkoop. Dat bleek op juridische gronden allemaal niet haalbaar te zijn en daarbij komt
nog eens dat er, daar hoeven we geen doekjes om te winden, ook van de kant van Breda toch
wel, op zijn zachtst gezegd, enige fouten zijn gemaakt. Men heeft er indertijd wat al te
gemakkelijk tegenaan gekeken en gezegd: jongens, kom maar op met dat woonwagenkampje
daar, want het Rijk vergoedt de schade toch wel die daaruit voortkomt. Nou, daarvoor moeten
we onze ogen ook niet sluiten. En als wij nu, in dit stadium, na die acht jaar dat deze zaken al
lopen, zomaar tegen zouden stemmen als raad, dan zouden we weer het gevaar lopen dat we
teruggefloten worden door de Raad van State. En daar hebben wij niet zoveel behoefte aan.
De heer GARRITSEN
Ik zou ook D66 niet aan willen raden om zó maar tegen te stemmen, maar heel gemotiveerd tegen
te stemmen. Ik denk dat er argumenten genoeg in het preadvies zijn om tegen te stemmen. Ik
wil in tweede termijn nog een vraag aan de wethouder stellen. Hij zegt: het college heeft geen
behoefte aan een soort eigen toets. Ik wil u vragen of u als wethouder van de PvdA-fractie ook
het standpunt van het college deelt. En als dat niet zo is zou ik graag de argumenten, die u
persoonlijk hebt, van u vanavond willen horen. Voorts zou ik graag een hoofdelijke stemming
over dit voorstel willen.
Wethouder KOEKKOEK
Ik kan zeggen dat de twee wethouders van de PvdA in het college het niet eens zijn met dit
raadsvoorstel. Ten aanzien van het argument denk ik dat de woordvoerder van de PvdA-fractie
daarover een uitgebreid betoog heeft gehouden.
VOORZITTER
Dan zijn we nu gekomen aan het eind van de beraadslaging. De heer Garritsen heeft om een
hoofdelijke stemming gevraagd.