30 JANUARI 1992 25 basisonderwijs en daarop aansluitend in het voortgezet onderwijs. Dus wat dat betreft ligt daar ook zeker de eerste prioriteit en wij zien met belangstelling uit naar het concept dat O.N.G. binnenkort op tafel zal leggen. Ten aanzien van de financiering hebben wij aanvankelijk gezegd dat wij dat geld in één keer willen, omdat het natuurlijk een meerjaren project is. U kunt uiteindelijk pas zien of het effect heeft als na een opleiding van vier jaar van de allochtone studenten ook een vergelijkbaar percentage afstudeert, dat ook voor autochtone studenten geldt. Ik wil wel toezeggen dat wij in overleg met de betrokken gemeenten en de instellingen zullen vragen een jaarlijkse rapportage te geven en dat is natuurlijk meer dan alleen van de Bredase Hogeschool, want het gaat hier om een samen werkingsverband van vier steden en meerdere scholen in die steden, dus het is een wat breder scala aan activiteiten. Ten aanzien van de bevoorschotting is het zo dat we nu in geld het totaalbedrag reserveren. We zullen ook in het overleg met een aantal steden en de betrokken instellingen nog kijken of dat we uit die reservering van het totaalbedrag een jaarlijkse bevoorschotting doen, zodat ze toch in die vier jaar aan het totale bedrag komen dat zij voor dit vierjarig project ook vragen. Wij zullen proberen de rapportage jaarlijks ter kennisname van de commissie te brengen. Ik kan U geen precieze termijnen toezeggen, want U begrijpt dat dat een breed overleg vraagt. Het is niet zo, dat we na een jaar automatisch kunnen terugtreden; het is een totaalpakket van de Hogescholen van de vier grote steden in Brabant, dat voor het vierjarige traject zal gelden. Uiteindelijk zul je in dat kader na vier jaar het definitieve resultaat pas kunnen beoordelen. Mevrouw HEESSELS Eén puntje nog. Ik wil de wethouder vragen of hij in het overleg toch mee wil nemen dat die begeleiding zich ook wil uitstrekken in de richting van de arbeidsmarkt en zich niet uitsluitend beperkt tot het onderwijscircuit zelf. Wethouder VAN DONGEN Dat is natuurlijk het geval. Ten aanzien van stageplaatsen is dat speciaal het geval, want die vallen ook in het onderwijstraject dat iedere student moet volgen, dus dat geldt ook voor deze studenten en vanuit die sfeer zal die extra aandacht zeker gelden. U heeft ook in het voorstel gezien dat het juist de bedoeling is om van de ervaringen van deze studenten gebruik te maken in de opvang van studenten en scholieren aan andere instellingen. In hoeverre dat dat in werkplaatsen tot uiting zal komen is een vraag. Er gelden nog altijd voorkeurregels voor bepaalde groepen in de Nederlandse maatschappij en ik denk dat voor mensen die met specifieke kwaliteiten afstuderen een kans op de arbeidsmarkt zeker aanwezig zal zijn. In hoeverre dat punt in het begeleidingstraject een rol zal spelen, ligt alleen maar aan de kwaliteit waarmee de studenten van de Hogeschool afkomen en daarvoor schept dit project randvoorwaarden. Het is geen bemiddelingsproject in het kader van arbeid, maar ik wil best die vraag op tafel leggen. Echter, zo staat het niet in het project zoals dat nu wordt omschreven. Ik stel voor om dat op het moment dat we de ervaring van het eerste jaar kennen en dan zijn we toch nog drie jaar van het eindresultaat af, eens aan de orde te stellen. Akkoord. 14. BESCHIKBAARSTELLING VAN EEN KREDIET VOOR PLAATSING NOODLO- KALEN BIJ DE BASISSCHOOL GROENE HIL 20. Akkoord.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1992 | | pagina 25