15 JULI 1992
van de letselongevallen, geprobeerd aan te geven dat die 14% op zich erg is, maar dat dat niet
het percentage van 74% is, zoals met auto's gebeurt. Er zit één nadeel in de beschikbaarheid
van de cijfers. Wij kunnen op dit moment niet uit de cijfers, die wij van de politie krijgen, halen
of die ongelukken hebben plaatsgevonden op een kruispunt of, waar u zo bang voor bent, op
een fietspad dat langs een weg ligt en waar men door een verkeerde inhaalmanoeuvre tegen elkaar
oprijdt. De veronderstelling is dat de meeste ongelukken plaatsvinden op kruispunten, omdat
daar de meeste ongelukken gebeuren. Wij verwachten dat van die 14% botsgevallen, weer het
grootste percentage op de kruispunten plaatsvindt. Wij weten dat echter niet zeker. Als u vraagt
of wij nog even kunnen wachten met de aanleg van de Claudius Prinsenlaan, totdat wij meer
zekerheid hebben over de positie van de bromfietser en de onderzoeken van Rijkswaterstaat, dan
wil ik reageren in de zin zoals ik ook in de richting van de heren Derijckere en Van de Steenoven
reageerde: wij zullen met de uitvoeringsvoorstellen rekening houden met de opmerkingen van
de commissie. Dat wil zeggen dat wij niet in de allereerste plaats de radiaal Claudius Prinsenlaan
gaan aanpakken, waarbij u allemaal uw vraagtekens heeft gezet, maar in de eerste plaats zullen
wij kijken naar die situaties waar je het meeste rendement kunt behalen qua fietsveiligheid, qua
fietscomfort, qua fietssnelheid, door een aantal concrete maatregelen te nemen. En dat houdt
voor mij in dat de Claudius Prinsenlaan in ieder geval niet het eerste voorstel is, dat wij aan de
raad zullen voorleggen. Uw uitnodiging om met u door de stad te fietsen en alle gevaarlijke
plekken eens te bekijken, neem ik van harte aan. Ik stel voor dat we dan ook enkele ambtenaren
van de afdeling verkeer meenemen, dan kunnen zij meteen vastleggen waar die zeer gevaarlijke
situaties zijn. Daarover maken wij straks nog wel een afspraak. Uw opmerking: "stal uw fiets
waar u koopt", is een heel aardige. Helaas is dat tegenwoordig niet meer te realiseren, want op
alle grootwinkelzaken en ook kleinwinkelzaken zijn stickers geplakt met de tekst: hier geen fietsen
stallen. De bedoeling is heel nadrukkelijk te zoeken naar die locaties en die gelegenheden in de
binnenstad waar een stalling gerealiseerd kan worden. Die plekken zijn bijzonder dun gezaaid
en er wordt nu een aantal mogelijkheden ambtelijk bestudeerd, waarbij wij ons zoveel mogelijk
proberen te verplaatsen in de gedachte van de fietser, door aan mensen die veelvuldig naar de
stad fietsen te vragen: als je daar een stalling zou hebben, zou je dan daarvan gebruik maken?
Het blijft een experiment, maar ik wil ook aan u voorstellen om toch eens te kijken of je een
experimentele fietsenstalling ergens zou kunnen inrichten, om überhaupt eens na te gaan of die
loop erin zit. Ik wijs op de fietsenstalling die wij aan de Molenstraat hebben gehad, daar zat de
loop dus duidelijk niet in. Dat soort zaken moeten wij natuurlijk proberen te voorkomen. Over
het besluit waarop u wijst het volgende. Ik heb u proberen uit te leggen en ik wil dat graag nog
een keer doen, dat het hier gaat om het vastleggen van een aantal uitgangspunten, van waaruit
de concrete uitvoeringsvoorstellen door het college aan de raad worden voorgelegd, passend
natuurlijk in de geest dat je de radialen en de tangentialen wilt verbeteren, maar nadrukkelijk
rekening houdend met de raadsbrede opmerking: kijk eerst naar de huidige knelpunten, neem
die ook mee en kijk naar de stand van het onderhoud en neem dat ook mee. En dan kun je daarbij
denken aan, wat u noemt, die groene golf, je kunt ook denken aan een andere afstemming van
de verkeerslichten, opdat de fietser letterlijk meer voorrang krijgt. Het is de intentie om de
voorbereiding van de uitvoeringsvoorstellen in die geest richting commissie en raad te geleiden
en dat is ook wat ik in de richting van de heer Van Gurp wil zeggen: dat is de lijn die ik aan
u wil voorstellen. In de richting van de heer Garritsen herhaal ik wat ik heb gezegd: als het bij
de begroting lukt om een plan van actie voor te leggen, dan zal het ook prettig zijn en ik denk
dat dat ook moet kunnen, om tegelijkertijd aan te geven wat in het jaar daarvoor is gerealiseerd.
En dat zou dan de jaarlijkse evaluatie kunnen zijn. Ik denk dat het technisch geen enkel probleem
is om die zaak goed op papier te zetten. Op uw opmerking om de overblijvende investeringsgelden
te besteden aan het langzaam verkeer kan ik het volgende antwoord geven: de overblijvende
investeringsgelden gaan in principe terug naar de Algemene Dienst en daar worden ze opnieuw
door het college verdeeld. Als het college zegt: u mag ze aanwenden voor langzaam verkeer,
dan is dat natuurlijk uitstekend. Maar het is niet zo dat de dienst, waar die gelden overblijven,
zelf kan bedenken om ze snel te besteden aan langzaam verkeer. Die opmerking wil ik toch even
kwijt.
261