15 JULI 1992
265
van het betaald-parkeren in onze stad toegepast zou gaan worden. Over de motivering van het
college en de onderliggende stukken hadden we wel enkele vragen, maar de wethouder heeft
namens het college toegezegd in de jaarrekening, waarin nu elke beleidsmatige toelichting
ontbreekt, duidelijker te zijn. En dan doel ik met name op de relatie en de verhouding capaciteit
tot produktiviteitsverhoging van het Parkeerbedrijf. We hebben toen gesproken over een
outputgerichte benadering die in de begroting meer en in de rekening ook overigens meer
duidelijkheid zou moeten verschaffen en op basis van bereikte resultaten, tussentijdse sturing
van een van de organen mogelijk moet maken. Ik heb in de commissie vorige week ook gewezen
op het belang van een integraal parkeerbeleid, om te voorkomen dat we ad hoe maatregelen nemen
om vuurtjes te blussen, terwijl de brandhaard zich steeds verplaatst. De wethouder heeft in de
commissie toegezegd de Parkeernota in gezamenlijkheid met de commissie Ruimtelijke Ordening,
Verkeer en Vervoer te bespreken. Het is duidelijk dat op zichzelf het voorstel, waar de raad een
besluit over gaat nemen, van belang is voor het leefbaar en werkbaar houden van de binnenstad.
De raad heeft daar een jaar geleden een duidelijke richting aan gegeven, maar we wisten toen
dat de gekozen tussenoplossing zo snel mogelijk zou moeten worden omgezet in een definitieve.
De wetgeving heeft dat onlangs mogelijk gemaakt. Een bepaald aspect uit de invoering van die
fiscalisering heeft de laatste week wel erg veel aandacht gekregen. Het zijn met name de effecten
vanuit de Wet Gemeentelijke Parkeerbelastingen of wat simpeler gezegd: de keuze van het college
om het vergunningtarief van 60,- per jaar naar 240,- op te hogen. Dat heeft, terecht denk
ik, bij direct betrokkenen nogal wat commotie veroorzaakt. In de reacties die ik heb gekregen
merk ik aan de ene kant betrokkenheid en begrip bij de ontwikkeling in de binnenstad, op zichzelf
een hele goede zaak en aan de andere kant spreekt een gevoel van ongeloof en toch ook van
informatieachterstand. Ik vind dat het college de reacties van zijn burgers toch op tijd goed heeft
aangevoeld, hetgeen dinsdag heeft geleid tot een aangepast preadvies en dito besluit. De
doelstellingen die we als raad voor ogen hadden blijven gelijk. We derven, en dat is niet
relativerend gezegd, tijdelijk wat inkomsten, of beter gezegd: we hebben een jaar lang wat minder
winst. En op 1 januari 1994 wordt de situatie opgeschoven naar een hopelijk grotere reële dekking
van de kosten. Want dat was toch het uitgangspunt. In het voorjaar van 1994, als we hopelijk
een beeld hebben van een integraal parkeerbeleid en van de consequenties in de uitvoering op
verschillende sectoren, kan de discussie over de tarifering gevoerd worden. Daarmee kunnen
wij akkoord gaan. Het is goed dat de tekst van de motivering c.q. de toelichting is aangepast
ter voorkoming van strijdigheid van het programakkoord. In het nieuwe voorstel zegt u nog eens
duidelijk: het college streeft naar een uiteindelijk kostendekkend vergunningtarief, ofschoon wij
ons ook realiseren dat kostendekkende tarieven tegenstrijdig kunnen zijn met de leefbaarheid
van de totale binnenstad. Die discussie zullen we straks niet uit de weg gaan. Maar de dictie
van het nu voorliggende voorstel is minder terughoudend dan van het voorgaande, waarin staat,
als ik het goed heb gelezen, dat kostendekkendheid ten aanzien van het vergunningstelsel tot op
heden niet wordt nagestreefd. In de tweede plaats is het toch zo dat de tarieven van de zakelijk
belanghebbenden nu worden verlaagd, omdat in de wet een limitatieve opsomming van
uitzonderingen staat, waarin differentiatie tussen zakelijk en bewonerstarief niet voorkomt. Ik
ben dat in het laatste preadvies niet tegengekomen. Misschien dat u daar nog een korte toelichting
op kunt geven. T ot slot, de CD A-fractie is van mening dat dit voorstel van het college beantwoordt
aan de wensen van billijkheid en redelijkheid. Er is alle aanleiding overigens en dat wil ik ook
nog even onderstrepen, om in het traject van beleidsvoorbereiding goed rekening te houden met
wensen en mogelijkheden van onze burgers. Onze eigen taakstelling is daarvan afgeleid.
Mevrouw HEESSELS
Bij de behandeling van het voorstel met betrekking tot fiscalisering van het betaald-parkeren in
de commissie, heeft mijn fractie aangegeven dat ze met name moeite had met de toch forse
verhoging voor de belanghebbenden met betrekking tot het vergunningstelsel. Wij hebben toen
gevraagd naar de mogelijkheden van een fasering in ophoging van die kosten. En het voorstel
zoals dat vanavond hier voor ons ligt, behelst die fasering waar wij in die commissie om gevraagd
hebben en ik moet zeggen dat ik blij ben dat het college naar de commissie, maar zeker ook naar
de bewoners heeft geluisterd. Het voorstel, zoals het hier voorligt komt in ieder geval tegemoet