16 JULI 1992 303 terug te dringen. Maar dat is niet het enige, het gaat er ook om om de binnenstad bereikbaar te houden. Het lukt niet om alle bezoekers, waar ze ook vandaan komen, met de auto de binnenstad te laten bereiken. In die zin vind ik ook de opmerkingen van de heer Garritsen een beetje wonderlijk, want u wilt niet eens dat wij een regiostad zijn. U zegt: de mensen uit de regio, die blijven maar in de regio. De heer GARRITSEN Neen, het ging over het gebruik van de auto's richting binnenstad. Wij vinden dat wij die mensen juist met het openbaar vervoer hiernaar toe moeten halen. Je moet ook bij die groep de automobiliteit terugdringen en dat gebeurt niet. Dat is het punt. Wethouder KOEKKOEK Dan heb ik u verkeerd begrepen. Ik dacht dat u zei: de mensen in Oosterhout doen daar maar hun boodschappen. De heer GARRITSEN Als ze met de auto komen, ja. Wethouder KOEKKOEK Goed. Het gaat dus ook om het terugdringen van de groei van de automobiliteit en de bevordering van de bereikbaarheid van onze stad. En ik ben het met elke spreker en spreekster vanavond van harte eens en dat is ook de mening van het college, dat het voorliggende tracé een belangrijk negatief punt heeft: het doorsnijdt het kernwinkelapparaat en dat is en blijft gewoon een punt waar wij niet blij mee zijn, dat is een. Maar ten tweede is het zo dat wij hebben gekeken naar de argumenten die hierbij een rol spelen en dan wijs ik u op de nota van wijzigingen die in de raadsstukken is opgenomen op bladzijde 5, waarin een groot aantal criteria is genoemd, niet alleen de rijtijdversnelling of de reistijd ver mindering, maar het gaat ook om snelle en comfortabele overstapmogelijkheden, verhoging van de frequentie, vergro ting van de efficiency, toename van het aantal reizigers, verbetering van de bereikbaarheid van de belangrijke binnenstadfuncties, kernwinkelapparaat en het cultureel circuit, verbetering van de bereikbaarheid van het westelijk deel en zo kan ik nog een tijdje doorgaan. Al die elemen ten worden nadrukkelijk genoemd. En ik licht er nog even voor u uit: de aanvaardbaarheid van de busbaan in de historische openbare ruimte. Al die zaken zijn afgewogen bij de studie naar de twee alternatieven die voor ons ter tafel lagen. Simpelweg gezegd: wij zijn ooit begonnen in 1989 met een zestal alternatieven op grond van het onderzoek van Van Dijk Partners. Daaruit is gebleken dat slechts twee alternatieven voor verdere studie in aanmerking kwamen. Het alternatief over het van Coothplein en het alternatief over de Houtmarkt. Alle andere alternatieven hadden een dermate laag rendement qua openbaar vervoer dat ze op geen enkele wijze een verbetering zouden aanbrengen in het openbaar vervoer in Breda. Die twee bleven over en zijn uitgebreid onderzocht. Wij hebben daarvoor twee externe bureaus ingehuurd, gesteund door een aantal uiteraard Bredase ambtenaren, ambtenaren van de Rijksverkeersinspectie en medewerkers van de B.B.A., met goedvinden van de Provincie, met steun van de Provincie. Die club mensen, waarbij vanaf het begin Rijkswaterstaat betrokken is geweest, is betrokken geweest bij het formuleren van de opgave, bij het zoeken naar alternatieven, bij het trekken van de conclusies. Het is niet zo dat het college op enig moment een conclusie op de tafel van de hoofdingenieur-directeur heeft gegooid, en dat wij hebben gezegd: alstublieft, dit vinden wij het beste alternatief. Neen, die medewerkers zijn er vanaf het begin bij betrokken geweest, net als de mensen van de B.B. A. Vanaf het begin heeft ieder een in dat onderzoek een rol gespeeld. Wij hebben ons met name ook laten informeren door externe bureaus, om te voorkomen dat je op de een of andere manier gefocust wordt op een

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1992 | | pagina 303