16 JULI 1992
322
voorstel een agrarische bestemming. Omdat zowel uw college als de raad in het verleden via
een inrichtings-MER-besluit aan initiatiefnemers hebben toegezegd medewerking te verlenen
om na te gaan of in dit gebied een golfterrein mogelijk is en dit onderzoek nog loopt, is ten
aanzien van 't Hout een wijzigingsbevoegdheid aan de raad in het bestemmingsplan opgeno
men. We hebben goede nota genomen van het feit dat de portefeuillehouder ons nadrukkelijk
heeft verzekerd en ik citeer: "het college en de raad houden met dit besluit de handen volledig
vrij als in de toekomst een verzoek tot het aanleggen van een golfterrein in 't Hout bij de
gemeente wordt ingediend". Wij zijn het eens met diegenen die zeggen dat de gevolgde
werkwijze niet helemaal de schoonheidsprijs verdient. Maar gelet op de procedurele kant van
de zaak, het voeren van een consistent beleid door deze raad, gaat het CDA akkoord met uw
voorstel.
De heer PEETERS
Het thans voorliggende bestemmingsplan is, ik wil het hier nog eens met nadruk zeggen, in
vele opzichten een goed plan. De heer Derijckere zei het al, het vervangt een aantal kleinere
plannen die hiermee worden geactualiseerd en op elkaar afgestemd. Wat wij vooral waarderen
in dit plan is, dat de natuurwaarden zo goed mogelijk worden veilig gesteld en dat is met
name voor het buitengebied van essentieel belang. Maar die belangrijke betekenis, die het plan
in dat opzicht heeft, wordt naar onze mening voor een groot deel teniet gedaan door met
betrekking tot het gebied 't Hout in de planvoorschriften een wijzigingsbevoegdheid op te
nemen, om de agrarische bestemming van het gebied te wijzigen in bestemming golfbaan. Ons
standpunt in dezen is bekend. De PvdA-fractie is unaniem tegen het aanleggen van een golf
baan in 't Hout. In de commissievergadering heb ik te kennen gegeven dat ik uit informatie bij
het Ministerie van VROM heb begrepen, dat het vaststellen van een bestemmingsplan met
daarin opgenomen een dergelijke wijzigingsbevoegdheid een MER-plichtig besluit is, hetgeen
betekent, dat naast het bestemmingsplan een MER, voorzien van het toetsingsadvies van de
onafhankelijke commissie voor de MER, moet worden gepresenteerd. De voorzitter van de
commissie heeft mij evenwel geantwoord dat het college uit informatie bij VROM vernomen
heeft dat van MER-plicht geen sprake zou zijn. In een nader contact daarover met de afdeling
MER van het ministerie, werd mij verzekerd dat het hier wel degelijk een MER-plichtig
besluit betreft en dat een brief aan het college in de maak was, waarin dat duidelijk zou
worden gemaakt. Ik heb begrepen dat die brief inmiddels is ontvangen, maar dat het college
daaruit niet leest dat het vaststellen van dit bestemmingsplan, met daarin de bedoelde wijzi
gingsbevoegdheid, MER-plichtig zou zijn. Graag zou ik willen vernemen hoe het college tot
die uitleg van bedoelde brief komt. Misschien kan dat nader worden toegelicht. Ik vind dat
van groot belang, want als van MER-plicht moet worden gesproken, dan wordt bij het
vaststellen van het voorliggende bestemmingsplan gehandeld in strijd met de W.A.B.M., de
Wet Algemene Bepalingen Milieuhygiëne, en dat lijkt mij geen goede zaak. Het tweede punt
dat ik graag hier wil aansnijden is dat ik in de commissievergadering een aantal vragen heb
gesteld die ik rechtstreeks heb ontleend aan het door het college geformuleerde preadvies. Een
aantal van die vragen is schriftelijk beantwoord, maar ik kom er hier op terug, omdat ik niet
bepaald verrukt ben over de beantwoording. Het is niet mijn bedoeling hier op alle vragen en
het daarop gegeven antwoord in te gaan, ik zal mij beperken tot het belangrijkste punt in de
vraagstelling. In het preadvies wordt er namelijk vanuit gegaan dat bij aanleg, inrichting en
gebruik van de golfbaan de waarden van het gebied minder worden aangetast dan in de
huidige situatie. Mijn vraag was waarop het college deze uitspraak baseert. Het antwoord
komt in feite op hetzelfde neer als de in het preadvies gekozen benadering. Ik citeer het
antwoord: "aanleg van een golfbaan betekent dat de kwalijke invloeden van verrijking,
verzuring en verdroging in zekere mate kunnen worden teruggedrongen". Los van de vraag of
dat inderdaad zou kunnen bij aanleg van een golfbaan, is mijn vraag waarom dat in de huidige