16 JULI 1992 329 bevoegdheid aan de raad voor te stellen. Die toezegging naar de initiatiefnemers komen wij met dit voorstel in uw richting na. Het is aan u om daarover te oordelen. Dan kan straks een fase in werking treden, dat initiatiefnemers komen met de vraag: kunt u de wijzigingsbe voegdheid actueel maken? Daarvan hebben wij in het preadvies op bladzijde drie nadrukkelijk aangegeven dat dan een nadere afweging moet worden gemaakt. Om te komen tot een definitieve bestemming staat er letterlijk: "Of daartoe in de toekomst wordt overgegaan hangt af van de nadere afweging die dan gemaakt wordt aan de hand van de criteria die in het bestemmingsplan worden genoemd". Een van de criteria is volstrekt duidelijk, dat is de MER- rapportage. Maar ook zaken als de actuele situatie rondom de dan wellicht aanwezige golfbanen ergens in de regio, spelen een rol. Het college heeft gezegd: wij vinden dat wij de handen vrij hebben om een zorgvuldige nadere afweging op tal van elementen te maken. Dan kan het college besluiten u de wijzigingsbevoegdheid voor te leggen, maar wellicht besluit het college om hem ook niet aan u voor te leggen. Ik kan in ieder geval niet in de toekomst kijken. Ik wil heel nadrukkelijk zeggen, dat dat de analyse is van het college. De heer Peeters vraagt: is een bestemmingsplan, waarin een wijzigingsbevoegdheid van dermate grote omvang wordt opgenomen, MER-plichtig? Het antwoord dat wij hebben gekregen als college luidt en dat is volstrekt duidelijk in de ogen van het college, dat dat niet MER-plichtig is. Er wordt verwezen naar een bijlage bij het MER-besluit, waarin onderdelen of aspecten van een gemeentelijk ruimtelijk plan worden genoemd. Welnu, daarin wordt niet artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening genoemd. Heel nadrukkelijk wordt dat niet genoemd als onderdeel waarop een MER-procedure van toepassing is. Dus wat dat betreft zijn wij correct bezig. Het tweede aspect dat meespeelt, is dat het MER-besluit nadrukkelijk zegt dat het eerste plan dat de concrete aanleg regelt MER-plichtig is. Dit bestemmingsplan regelt geen concrete aanleg. Dit bestemmingsplan regelt dat 't Hout een agrarische bestemming heeft en indien er onder een groot aantal voorwaarden een voorstel komt tot, dan kan het college dat aan de raad voorleggen. Dan pas heb je het over de concrete aanleg. De heer PEETERS Bij interruptie. Om elk misverstand te voorkomen het volgende. Als u dat citeert, dan denk ik dat u een belangrijk woord daarin weglaat. Dat is namelijk: vaststelling van een gemeentelijk ruimtelijk plan dat als eerste in de mogelijke aanleg voorziet. En ik dacht dat u het woord "mogelijke" hebt overgeslagen. Bewust, onbewust? Wethouder KOEKKOEK Ik ben mij nergens van bewust op dat punt. Ik kan wel uitgebreid in mijn dossier gaan zoeken. Concreet staat onder punt 10-1, ik citeer: "vaststelling van een gemeentelijk ruimtelijk plan dat als eerste in de desbetreffende aanleg voorziet". Dat staat er en niet het woordje "mogelijke". Dat betekent dat de tekst van het bestemmingsplan inclusief de wijzigingsbevoegdheid die nu voor ons ligt niet MER-plichtig is. Het kan natuurlijk best zijn dat anderen tot een andere interpretatie komen, maar dat is de analyse die het college aan u voorlegt en zo zijn wij ook met dat pakket naar u toe gekomen. De heer GARRITSEN Op grond waarvan is het college tot die conclusie gekomen? Want steeds is een ander verhaal gehouden om op een ander moment met die Milieu Effect Rapportage te komen. Wethouder KOEKKOEK Mag ik daar straks in uw richting op terugkomen? Dan kan ik nu eerst de antwoorden in de richting van de heer Peeters afwerken. De heer Peeters heeft in de commissie een aantal vragen gesteld die, omdat ik niet de portefeuillehouder Milieu ben, op dat moment vrij lastig

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1992 | | pagina 329