16 JULI 1992
332
heeft geen uitbreidingsmogelijkheden. Het zijn functies die je in een bestemmingsplan kan en
mag regelen. En wij stellen dit aan u voor. Dus in die zin vind ik toch dat het college het be
stemmingsplan niet op een - zoals u het zegt - onjuiste wijze gebruikt ten aanzien van dit punt.
Mijnheer Garritsen, een behoefteraming of een onderzoek in de regio kan later altijd nog. Dat
is een aspect voor die nadere afweging. De initiatiefnemer zal ook moeten aantonen dat zijn
plan economisch rendabel is. Als er veel mensen naar andere golfbanen gaan, dan is het
misschien niet economisch rendabel. Dat is nu niet aan de orde. De afweging komt pas
wanneer de concrete eerste aanleg aan de orde is. Een locatie-MER heeft het college inderdaad
niet gedaan, had daar geen behoefte aan en vond dat de locaties genoegzaam waren geanali-
seerd. Wij hebben gezegd: wij vinden dat deze locatie als planologische optie daarvoor in
aanmerking komt. Ik wil u er wel op wijzen dat de commissie MER alleen maar kijkt naar de
milieu-aspecten. Maar er zijn natuurlijk veel meer aspecten die bij de afweging van locaties
een rol spelen. Ik hoef niet in herhaling te treden, maar bijvoorbeeld van Bavel-Dorst weet je
dat je daarop de eerste komende tien jaar niets mag ondernemen en dan valt die locatie
natuurlijk af. Zo zijn er meer aspecten die een rol spelen.
De heer GARRITSEN
Maar daar vlakbij is al een nieuwe locatie gerealiseerd.
Wethouder KOEKKOEK
U zegt: is er kans op twee golflocaties in Breda? Dat hangt van allerlei dingen af. Op dit
moment is de situatie simpelweg zo, dat de gemeente Teteringen op haar eigen grondgebied
iets wil gaan realiseren. Daartoe is zij bevoegd. Dat aspect van zo'n golfbaan is haar eigen
bevoegdheid en wij hebben, en u doet dat af als een ambtelijk brieve, al in een ver verleden
in de richting van het gemeentebestuur van Teteringen gezegd dat wij een afweging hebben
gemaakt. Wij hebben een MER-procedure gestart. Zoals u weet kwam die brief van Teterin
gen binnen op 20 september en op 27 september nam de raad een besluit over de richtlijnen
van de MER. Toen hebben wij gezegd: dat is onze eigen koers, die blijven wij gewoon varen.
Daar kunt u anders over denken, maar zo is de zaak wel gegaan.
De heer GARRITSEN
Mag ik misschien even ter verduidelijking. In 1986 of 1987 heeft een wethoudersoverleg
plaatsgevonden met name over de vele initiatieven die er zijn voor golflocaties. Ik heb in de
commissie toentertijd wel eens vragen gesteld of er niet wat overleg kon plaatsvinden. Dat is
toen besproken. Toen lag er een aantal initiatieven en nogmaals, u heeft geen locatie-MER
gedaan, maar u heeft wel vijf locaties onderzocht. Teteringen was er één van. Stel dat Breda
gezegd zou hebben: Teteringen vinden wij een goede locatie. Dan was 't Hout niet doorge
gaan. En nu heb je kans dat je twee locaties gaat aanleggen. Het is toch op zich een vrij
onlogische gang van zaken als je zegt: mijn neus bloedt en wij gaan gewoon door.
Wethouder KOEKKOEK
Dan denk ik dat u twee zaken door elkaar haalt. Het gaat hier om een wijzigingsbevoegdheid.
Die kan pas geactualiseerd worden als u dat wilt en dan moet er een groot aantal zaken
worden afgewogen. Eén van de afwegingen, ik blijf herhalen, is de economische uitvoerbaar
heid. Als niet aantoonbaar is dat de zaak economisch uitvoerbaar is, dan houdt het wat dat
betreft op. Tot slot: waardoor is de procedure gewijzigd? Het is zo en dat heb ik ook proberen
uit te leggen in de commissie, dat het college signalen kreeg, in de eerste plaats vanuit de
commissie MER, dat een wijzigingsbevoegdheid zoals die hier voorligt niet MER-plichtig is,
maar dat het gaat, ik heb dat net geciteerd in de richting van de heer Peeters,