16 JULI 1992 335 structuur behoort in studie te nemen. En zo hebben zij het stroomgebied van de Aa of Weerijs in studie genomen, om daar te bepalen wat de waarden van het gebied zijn. Ten aanzien van 't Hout is het advies dat het beekdallandschap de status reservaat zou moeten krijgen, het Trippelenbergbos natuurgebied en dat de rest, dat voor het grootste deel in gebruik is in de agrarische sfeer, een beheersstatus zal krijgen. Dat wil zeggen dat men middels beheersover eenkomsten met de boeren zoveel mogelijk ecologisch verantwoord daar een agrarisch bedrijf zou vestigen. Wat ik daarmee wil zeggen is dat het toch wat navrant is dat men daar doende is, zoals ik al zei, met gekwalificeerde mensen de waarden van het gebied te bepalen en te bepalen hoe die te behouden, met welke status en dat wij hier in feite bezig zijn activiteiten mogelijk te maken die het hele gebied op de schop nemen. Al jaren leggen wij beperkingen op aan de boeren in datzelfde gebied en niet alleen in dat gebied. En dan heb ik het niet alleen over de bemesting, maar dan bedoel ik daarmee ook te zeggen het verrichten van afgravingen, in het algemeen gesproken het veranderen van het reliëf van de bodem. Die beperkingen worden al jaren lang aan boeren opgelegd en hier nemen wij een heel gebied op de schop. Het verhaal van de wethouder komt er in feite op neer dat alles nog open is; ook de heer Derijcke- re zei: wij hebben hier nog de handen vrij. Ik denk dat dat een misverstand is. Strikt genomen is dat natuurlijk juist. Wij stemmen hier niet voor een golfbaan. Maar het aannemen van deze wijzigingsbevoegdheid heeft tot gevolg dat niemand nog geïnteresseerd zal zijn in dat gebied om daar investeringen te doen om het gebied te behouden, om het gebied te beschermen. De boeren die nu bereid zijn om het gebied zoveel mogelijk te beschermen, zullen dat niet langer doen en één van de bezwaarden zei het zeer treffend: omdat deze wijzigingsbevoegdheid als een zwaard van Damocles boven dat gebied zal hangen. Ik wilde dat hier even kwijt, om toch even duidelijk te maken waarvoor wij stemmen als wij voor deze wijzigingsbevoegdheid stemmen. Ik vraag mij af waarom déze wijzigingsbevoegdheid en waarom niet simpelweg, als men toch wil wijzigen, een procedure die volledig conform de Wet op de Ruimtelijke Ordening zou kunnen verlopen, met andere woorden een procedure te starten die ook een wijziging van de bestemming mogelijk maakt. Waarom is zo'n toezegging niet evenveel waard als de toezegging een wijzigingsbevoegdheid op te nemen? Men heeft die toezegging gedaan, zo heb ik wel eens beluisterd, omdat men een schadeclaim vreesde. Ik zou niet weten waarom in dat opzicht de normaal te volgen procedure volgens de Wet op de Ruimtelijke Ordening daarvoor niet van evenveel gewicht zou kunnen zijn. U praat over een planologische optie. Ik wil er dan toch op wijzen dat de P.P.C. al in een eerste advies met betrekking tot die golfbaan zich in die zin heeft uitgesproken dat die planologisch niet inpasbaar zou zijn. Dat de raad twee keer de mogelijkheid zou hebben, zoals u zegt, van het al of niet gebruik maken van de wijzigingsbevoegdheid en het al of niet op basis daarvan realiseren van een golfbaan, dat vermag ik niet in te zien. Zeker niet als u in aanmerking neemt hetgeen ik zei over de verkommering, de verloedering van het gebied die zal plaatsvinden als deze wijzigingsbe voegdheid wordt aangenomen. Als de heer Derijckere zegt: wij hebben hier de handen vrij en wat hij nadrukkelijk ook heeft gezegd in de commissievergadering: wij stemmen hier niet voor een golfbaan, dan is mijn vraag in zijn richting: als hij nou geen golfbaan wil, niet aan een golfbaan denkt, dan heb je toch ook geen behoefte aan een wijzigingsbevoegdheid? Te meer niet, want als je dan toch ooit nog zou willen komen tot die wijziging, dan en ik zeg dat nogmaals, is een normale procedure volgens de Wet op de Ruimtelijke Ordening te volgen. Mevrouw VAN BERGEN-NIJEHOLT Mijn vraag in de richting van het college is al bij interruptie door de wethouder beantwoord en ik maak dus inhoudelijk geen gebruik meer van de tweede termijn.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1992 | | pagina 335