24 SEPTEMBER 1992
345
voor de deskundige wijze waarop jij aan het gemeentelijk milieubeleid - en meer dan dat - sturing
hebt gegeven. Wanneer ik, en het is niet meer dan een poging, tracht om jouw verdiensten op
hoofdpunten samen te vatten, dan heb jij in de goede zin van het woordje sporen nagelaten op
het vlak van bijvoorbeeld de milieu-educatie. Je was en bent er heilig van overtuigd dat milieu
educatie een voorwaarde is om in een gemeente een goed milieubeleid te kunnen voeren. De
totstandkoming van het Milieu Educatief Centrum in een tijd van bezuinigingen bewijst je
vasthoudendheid om datgene te bereiken wat jij je tot doel stelde. Ook het broeikaseffect - immers
alle milieuproblemen trekken zich niets aan van gemeentegrenzen - had jouw speciale aandacht,
terwijl de problematiek rond de afvalverwerking jou eveneens erg na aan het hart lag. Het proces
om in één klap in Breda de milieubox in te voeren was een operatie die zeer zeker nog bij de
medewerkers van de Milieudienst in het geheugen gegrift staat. Vermeldenswaardig is ook dat
het systeem van de gescheiden inzameling van huishoudelijk afval in Breda inmiddels model staat
inheel Nederland. Vanuit het uitgangspunt dat een goed milieubeleid staat of valt met een adequate
handhaving, heeft ook dit aspect altijd een belangrijke plaats in jouw milieubeleid ingenomen.
Zoals ik al vermeldde is dit slechts een greep uit het brede scala van milieu-activiteiten en
maatregelen die jij als wethouder hebt geïnitieerd en ook hebt doorgevoerd. Bovenal geldt echter
dat, wars als jij als goed bestuurder was van verkokeringen in organisatie- en overlegstructuren,
jij op bestuurlijk en ambtelijk vlak hebt gezorgd voor een integrale aandacht voor ons milieu
in gemeentelijk, stadsgewestelijk zowel als provinciaal opzicht en zelfs daarbuiten. Het kan niet
anders dat de zorg en daadkracht die jij aan de dag hebt gelegd voor de verbetering van het milieu
ook op landelijk niveau niet onopgemerkt bleef. De toekenning in 1990 van de Nationale
Milieuprijs aan Breda was de kroon op je werk waar je dan ook terecht trots op kunt zijn. Toen
je in 1986 portefeuillehouder werd van onder meer Centrale Planning ging die afdeling onder
jouw leiding met nieuwe energie onderwerpen aanpakken zoals beheersinstrumentarium, stedelijk
beheer, areaaluitbreiding en het werkprogramma van het college. Met de Kadernota 1988 werd
een omvangrijke bezuinigingsoperatie aangekondigd, maar de groei van de gemeentelijke inkomsten
was gelukkig veel groter dan toen kon worden voorzien. In 1990 bleek dan ook dat de
bezuinigingen ruimschoots gecompenseerd waren. De laatste portefeuille die jij vanaf 1991 hebt
gehad omvatte Financiën, Controll, Grondbedrijf en Cultuur. Alhoewel je jezelf regelmatig
afschilderde als een cultuurbarbaar is dat in je werkomgeving anders ervaren. Je werd gezien
als een warm pleitbezorger voor de onstoffelijke waarden die de kwaliteit van het mens-zijn ook
in Breda kunnen verrijken. Ook toonde je een grote belangstelling voor het amateurleven en werd
door met name jouw persoonlijke opvattingen over de betekenis van kunst en cultuur voor de
samenleving, iedere vorm van barbarisme ontkend. Je gaf cultuur wat de afdeling nodig had:
vaart en consistentie in combinatie met een snel werktempo dat door de medewerkers als een
verademing werd ervaren. Naast de vijf portefeuilles die jij in de afgelopen 10 jaar hebt behartigd,
heb je ook zeer vele nevenfuncties bekleed, deels in het verlengde van je wethouderschap deels
op maatschappelijk terrein. Het voert te ver om hiervan een uitputtende opsomming te geven
zodat ik er slechts enkele noem: lid van de Provinciale Raad voor Milieu en Water, voorzitter
van de Stuurgroep West-Brabant Afvalstoffen, lid van de Klankbordgroep van de 17 grote steden,
lid van het Dagelijks Bestuur van het Recreatieschap Nationaal Park De Biesbosch, bestuurslid
van de Stichting Huisvesting Buitenlanders Breda en adviseur van de Vereniging Noord-Brabantse
Stichtingen voor het gecoördineerd Bejaardenwerk. Tot nu toe heb ik het vooral gehad over jouw
betekenis voor Breda als wethouder. Wanneer ik mij de vraag stel: hoe was de mens Frans
Römkens, dan wil ik dat samenvatten in de volgende woorden. Hij was een mens met zoals
iedereen zijn sterke en ook zijn minder sterke kanten. Hij was gedreven, hardwerkend en
vasthoudend, maar lang niet altijd - en dat is een euforisme - een gemakkelijk bestuurder. Toch
gold hij als een plezierige collega, die er niet voor schroomde om zijn typische karakter
eigenschappen in zijn vocabulaire en optreden tot uiting te laten komen. Juist daardoor waren
zijn bedoelingen altijd helder en klaar, waardoor hij in collegeverband èn voor de ambtenaren