20 FEBRUARI 1992 35 vergelijking met de P.C. Hooftprijs een onafhankelijke jury, in dit geval het bestuur van de stichting Jazzevenementen, in feite die kwaliteit moet beoordelen en op basis daarvan ook moet vaststellen of er sprake is van afbreuk aan de kwaliteit. Wij hebben een paar voorbeelden in de commissievergadering genoemd, van een mevrouw die met wat makkers ook fraaie liederen ten gehore kan brengen, maar waarbij je de vraag kunt stellen of je die in zo'n grootschalig evenement moet inpassen. Als het gaat om jazzmuziek dan is dat duidelijk te omschrijven. Als het gaat om muziek die niets met jazz te maken heeft, is het de vraag of je als overheid een instantie die dat festival organiseert, niet in staat moet stellen om op dat punt in te grijpen. Dan volgt de vraag: hoe vaak gaat dat gebeuren? Ik denk dat we in dat opzicht ook duidelijk moeten zijn. Er was bij de commissie enige verwarring over het feit dat er ook binnen in horecagelegenheden kon worden ingegrepen. Dat is niet het geval. Het gaat hier uitsluitend om evenementen die buiten plaatsvinden en die als zodanig de kwaliteit van het jazzfestival kunnen beïnvloeden. Kortom, wat er binnen de horeca zelf gebeurt, is niet van toepassing op deze regeling; überhaupt al niet als het gaat om muziekvergunning. Kortom, het gaat dus om de aantasting van de kwaliteit ten aanzien van de buitenevenementen. En als je kijkt waar het de facto om gaat, dan gaat het om een beperkt aantal evenementen. Voor ons was ook een belangrijk argument dat ook de Provincie, informeel gesondeerd, kon instemmen met deze wijziging van de A.P.V. Tenslotte, dat in de richting van de heren Taks en De Leeuw, omdat daar misschien nog mensen te overtuigen zijn, kan ik er nog aan toevoegen dat we informatie hebben ingewonnen bij de gemeente Apeldoorn. Die heeft sinds 1990 een gelijksoortige regeling als Breda ingevoerd en de gemeente Apeldoorn heeft met die regeling mutatis mutandis uitstekende ervaringen. Dat betekent dat men het grijze circuit in dat opzicht daar heeft kunnen bestrijden. Er zijn tot op heden nog geen beroepszaken geweest. In de praktijk blijkt ook dat het in overleg met de horeca heel goed is af te handelen. Dat is ook de escape die we in Breda hebben ingebouwd. Met alle belangenorganisaties hebben wij afgesproken: als u ontevreden bent over de wijze waarop de stichting Jazzevenementen deze situatie opvangt, dan kunt u altijd opbellen naar het Stadhuis en dan gaan we met de betrokkenen rond de tafel zitten en dan moet er een goede oplossing komen. Met andere woorden, als het zou gaan om misbruik van macht, voorzover dat overigens in dit soort situaties al te denken is, dan hebben de ondernemers ook de mogelijkheid om zich bij het gemeentebestuur te beklagen en dat voorkomt dus eventuele bezwaren als er verkeerde beslissingen zouden kunnen worden genomen. Maar ik heb u al verteld in de commissie, dat alle gesprekspartners wel 89 keer tijdens het gesprek hebben gezegd dat ze nog nooit moeilijkheden met elkaar hadden gehad, dat ze ook geen problemen verwachten en dat ze ook geen enkele reden hadden om aan te nemen dat het ooit verkeerd zou gaan. Maar zelfs in situaties dat het wel verkeerd zou gaan, kan men altijd bij B. W. terecht en dan kunnen we de betrokken partijen bijelkaar roepen. De heer Garritsen vraagt: wat wordt nu precies verboden? Wat wordt verboden is in feite niets, maar wat wordt overgedragen is de bevoegdheid aan de stichting Jazzevenementen vergunningen te geven - we hebben in Breda overigens een ander stelsel, maar ik formuleer het even zo om het duidelijk te maken - voor de evenementen die buiten de horecagelegenheden worden gehouden, dus die in de openbare ruimten worden gehouden. Met andere woorden, de stichting Jazzevenementen mag beoordelen en mag tegen een exploitant zeggen: wij vinden dat het orkest dat jij hebt gehuurd niet past in het grootschalige evenement Jazzfestival, we vinden dat het afbreuk doet aan de stijl en aan de kwaliteit en wij vinden dus dat dat orkest buiten niet mag worden toegelaten. En wat er binnen gebeurt, nogmaals, daarop heeft de stichting geen invloed. Hetzelfde geldt voor de verkoopstandplaatsen. Ook in dat opzicht wordt aan de stichting de mogelijkheid gegeven om ongewenste verkoopactiviteiten in het centrum te voorkomen. En eerlijk gezegd vind ik dat ook niet meer dan terecht, als je ziet wat er soms in dat opzicht bij evenementen elders in het land gebeurt. Ik heb het al eerder gezegd datje moet voorkomen dat een festival, dat een internationale naam heeft, dreigt af te glijden naar een soort frikandellenfestival, doordat je allerlei verkoopstandplaatsen gunt aan iedereen, want die verstoren de stijl en de manier waarop zo'n

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1992 | | pagina 35