24 SEPTEMBER 1992 375 Wethouder KOEKKOEK Het is, mijnheer Dubbelman, geen enkel probleem om nogmaals overleg te plegen, maar inderdaad, ik ben blij dat u dat nu ook heel duidelijk zegt, nadat de juridische status van het bestemmingsplan volstrekt helder is. Ten aanzien van de gemeentemonumenten, daarover zijn van twee kanten vragen gekomen, wijs ik u erop en dat hebben wij u ook al schriftelijk meegedeeld, dat je in een bestemmingsplan een monument kunt aanduiden maar niet de bestemming monument kunt geven omdat dat in andere wetten of verordeningen is vastgelegd. Er bestaat niet een bestemming monument, een bestemming is: wonen of zakelijke doeleinden en dat vindt wellicht plaats in een monument. Aanvankelijk was gedacht, ik herhaal het nog maar, dat er gewerkt kon worden op basis van een door het college vastgestelde gemeentelijke monumentenlijst. Bij de toetsing in tweede instantie bleek die lijst er simpelweg niet te zijn. Het waren ambtelijke suggesties van: dat zou je een gemeentelijk monument kunnen noemen en düt een gemeentelijk monument, maar er lag geen duidelijke bestuurlijke uitspraak. Dan kun je bij een bestemmingsplan niets anders doen dan te zeggen: daar moeten we in ieder geval die correctie aanbrengen, want we brengen derden in de war door de titel te gebruiken van gemeentelijk monument, terwijl ze die status absoluut niet hebben. Die aanduiding gemeentelijk monument is daarom niet opgenomen. Dat laat onverlet dat we met z'n allen vinden dat er bepaalde cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is of oude wegen, waterlopen, verkavelingen en beplantingen. Dat staat niet ter discussie, het enige wat ter discussie staat is die ene aanduiding die er onterecht instond want er is geen gemeentelijke monumentenlijst waarop deze zaken staan. Dat is de enige verklaring en er gaat niets, zoals de heer Garritsen suggereerde, over wegbestem- men. Wegbestemmen heeft te maken met iets een andere bestemming geven. Hier gaat het slechts om een aanduiding en die aanduiding is juridisch niet correct. De heer GARRITSEN Mag ik dan de wethouder een vraag stellen? In het uitwerkingsplan zoals het college dat had, ook in de kaarten die er bij waren, stond het aangegeven als cultuurhistorisch waardevolle bebouwing. Dan denk je: dat neemt het college mee, dat gaan ze afwegen, er stond nog niet in dat het een andere bestemming zou krijgen. Nu krijgt dit de bestemming die volstrekt anders is dan de woonhuizen, ook gezien de bouwhoogte die kan, dus het wordt formeel wegbestemd nu. En dan gaat het om een monument en dat staat los van de discussie of het op een monumen tenlijst staat. De panden verdwijnen nu, die worden wegbestemd en dat is een zaak die je doet en daarop zou ik graag antwoord willen hebben. Wethouder KOEKKOEK Mijn antwoord is volstrekt helder, mijnheer Garritsen. Aan de raad wordt voorgelegd om in een aantal zaken en het gaat zeker om de bochten bij de Liesboslaan dus aan de noordkant van de Liesboslaan, daar inderdaad een andere bestemming op te leggen en het heeft als ultieme consequentie op enig moment dat de huizen die daar staan zullen moeten worden aangekocht en geamoveerd. Ja, dat klopt. Maar die keus ligt nu voor aan de raad. De heer GARRITSEN Misschien komt u ook op mijn vraag waarom de Monumentenadviesraad niet is ingeschakeld bij dit soort zeer belangrijke zaken. Wethouder KOEKKOEK Ik val voortdurend in herhaling in de richting van de vragen die u stelt. Er was van uitgegaan door de ambtenaren van ruimtelijke ordening die het plan voorbereidden en de stukken kregen, dat die voorbereid waren door de MAR en geaccordeerd door het college. Bij nadere analyse bleken het ambtelijke teksten te zijn zonder een collegebesluit en zonder onderzoek van de MAR.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1992 | | pagina 375