20 OKTOBER 1992
395
Mevrouw HEERKENS
Ik dacht nou net dat ik een punt had gevonden waar de voorzitter van de raad zich in ieder geval
helemaal in zou kunnen vinden. Tot slot mijn laatste zin. Bij de bespreking van de kadernota
kan het debat gehouden worden over de hoofdlijnen van het gemeentelijk beleid.
De heer TAKS
Als derde in de rij valt het wat moeilijk. Mijn voorgangers hebben al het een en ander gezegd
over wat ze van de Algemene Beschouwingen verwachten. Ik houd Algemene Beschouwingen,
mevrouw Heerkens, en ik hoop dat u me dat niet kwalijk neemt. Zo is de praktijk op het ogenblik.
Ik hoop ook dat ik de nieuwe voorzitter van de CD A-fractie niet onaangenaam tref, ik zal echt
proberen om herhalingen te vermijden. Dat kan ik hem toezeggen en ik denk dat ik aan die
verwachtingen voldoe. De Nota van Aanbieding bij de Begroting 1993 opent met de constatering
van het college dat sedert het vaststellen van de kadernota het financieel perspectief van de
gemeente zich in ongunstige zin heeft ontwikkeld. Wij onderschrijven deze conclusie volledig,
maar helaas moet daaraan naar onze mening iets worden toegevoegd, namelijk dat nu ook de
politieke situatie in de raad zich in ongunstige zin blijkt te ontwikkelen. Bij de laatste kadernotabe-
handeling, halverwege de raadsperiode, heeft de VVD-fractie met genoegen vastgesteld dat de
politieke verhoudingen tot dat moment weinig te wensen overlieten. We zagen het toen als een
belangrijk politiek feit, dat binnen het college volstrekte unanimiteit van opvatting bestond over
de kadernota met inbegrip van de heroverwegingsvoorstellen voor de jaren 1993-1996. Daaruit
bleek de politieke wil van CDA, PvdA, VVD en D66 om samen verantwoordelijkheid te blijven
dragen voor een aantal impopulaire maatregelen. Dat gaf ons het vertrouwen dat het ook de
komende jaren mogelijk zou zijn, om op basis van een goede onderlinge verstandhouding van
de vier partijen te werken aan een evenwichtig beleid. Een beleid dat recht doet zowel aan de
functie die Breda in West-Brabant als stedelijk knooppunt heeft te vervullen, als aan de belangen
van alle burgers van deze stad. Met andere woorden, een beleid dat zowel in economisch als
in sociaal opzicht verantwoord kan worden genoemd. Sinds de kadernotabehandeling hebben
zich echter ontwikkelingen voorgedaan, die ons eraan doen twijfelen of de politieke wil tot
collegiale samenwerking bij één van de partners, en wel de PvdA, nog in voldoende mate aanwezig
is met name als het gaat om zaken die verband houden met de economische functie, de knooppunt-
functie van Breda. Het stemgedrag van de PvdA-fractie bij de besluitvorming over het
structuurplan voor de Binnenstad en het daarmee samenhangende Plan van Aanpak, kort voor
het zomerreces, en op dit moment de verwikkelingen rond het voorstel met betrekking tot de
bouw van een nieuwe schouwburg voeden onze twijfel omtrent de rol van de PvdA als
coalitiepartner.
Mevrouw HEERKENS
Een korte interruptie wat betreft het structuurplan. Ons stemgedrag was op dat moment op zich
niet zo verrassend. In de commissie hadden wij zeer positief geadviseerd naar aanleiding van
een voorstel van het college. Ons stemgedrag is gewijzigd naar aanleiding van een raadsdiscussie.
De heer TAKS
U hebt wel tegengestemd. Dat is toch een feit, een historisch feit. Ik ga wat verderop in mijn
betoog nog enkele beschouwingen daaraan vastknopen. Maar feiten zijn feiten mevrouw Heerkens
en die mogen in de algemene politieke beschouwingen van dit moment ook worden gememoreerd.
Daar heb je gewoon recht op en dat meen ik volkomen serieus. Als je tegenstemt is dat voor
ons een politiek feit en daar knopen wij bepaalde politieke beschouwingen aan vast. Al twee weken
vóór de raadsbehandeling van het schouwburgvoorstel heeft de PvdA-fractie via een persbericht
aangekondigd, dat ze tegen zal stemmen. Met de bouw van de schouwburg is een forse inzet
van geld gemoeid, dat aldus het persbericht maar een beperkt deel van de Bredanaars ten goede