20 OKTOBER 1992
420
defmitiediscussiedieheeftplaatsgevonden. Datheeft geleid totde notitie "Eenheid in Verscheiden
heid" en het is de bedoeling dat met behulp van het "interimmanagement" eind december plannen
op tafel liggen om de zaken concreet te maken. Dat betekent dat op dat moment ook de stelpost
zijn nadere invulling kan krijgen. We willen dat graag doen in het totale beleid om dat in het
totale communicatiegebeuren inzichtelijk te kunnen maken. Daarbij zal nadrukkelijk ook de rol
van de centrale afdelingen in relatie tot de decentrale inspraak en informatievoorziening aan de
orde komen. Wat betreft de sportactiviteiten is het natuurlijk niet geheel onverwacht dat met name
door de PvdA nog een keer wordt gevraagd: in hoeverre neemt u zich serieus in het kader van
de indicatieve planning van het project zwembaden? We hebben in de afgelopen twee commissie
vergaderingen, de op een na laatste nog langer dan de laatste, daarover nog eens met elkaar
gediscussieerd en we hebben geconstateerd en dat standpunt huldigen we als college nog steeds,
dat we op dit moment geen enkele aanleiding hebben om te veronderstellen dat we de invulling
van de indicatieve planning niet zouden halen. Dat betekent ook dat het voteren van een voorberei
dingskrediet of een startkrediet, volgens planning in november aan de commissie c.q. de raad
zal worden voorgelegd. De volkshuisvestingsaspecten zijn ook al enigszins in de commissie aan
de orde geweest. Allereerst de problematiek die de PvdA aankaart wat betreft de goedkope
woningvoorraad. Het is denk ik duidelijk dat we in de volkshuisvesting de bestaande voorraad
woningen steeds stringenter zullen gebruiken voor de mensen met lagere inkomens. We moeten
constateren dat de aanvangshuren bij nieuwbouw toch dusdanig hoog zijn, dat de lagere inkomens
daarvoor niet echt meer in aanmerking zouden kunnen komen. Dat betekent dat de bestaande
voorraad steeds belangrijker wordt. Maar dat betekent ook dat bepaalde complexen in de bestaande
voorraad steeds moeilijker bereikbaar worden voor de mensen met de laagste inkomens. En we
hebben ook al eerder in de commissie tegen elkaar gezegd, dat we moeten oppassen dat dit niet
leidt tot het niet meer mogelijk zijn van het wonen van de mensen met lage inkomens in bepaalde
buurten. Alleen, dat heeft natuurlijk wel te maken met de relatie inkomen/huur en daar kunnen
we uiteraard nauwelijks iets aan doen in het Bredase. U vraagt of er dan geen oplossingen zijn
om op een geven moment die tendens tegen te houden. U weet dat vanuit het Rijksbeleid de markt
partijen meer mogelijkheden krijgen om zelf te doen wat zij willen. Er zijn enkele mogelijkheden,
maar of die feitelijk tot oplossing leiden, dat weet ik niet. U geeft er zelf twee aan, waarbij het
inplaatsingsbeleid niet de voorkeur heeft van het college. Dat hebben we ook al eerder besproken.
Maar een van de mogelijkheden die er nog zijn, is met name de huursombenadering, een vreselijk
ingewikkeld gebeuren, waarbij je mogelijk complexen tegen elkaar gaat uitspelen. Maar er is
nog veel te weinig bekend over hoe dat instrumentarium exact ingezet kan worden. Ten tweede
zou het ook voor die wijken wel eens interessant kunnen zijn èn voor de corporaties om te zeggen:
we verkopen een gedeelte van onze woningen. Dat wil niet zeggen dat we daar gelijk onze woning-
wetwoningenvoorraad uitverkopen, want dan zijn we contra-produktief bezig. Maar door een
strategische uitverkoop van woningen zou je een dusdanig gemiddelde vrij kunnen maken, dat
je die vanuitje A.B.R. dan weer zou kunnen inzetten ten behoeve van met name die goedkope
voorraad, om die nog bereikbaar te houden. Daar zijn we nog lang niet over uit, dat is uiteraard
een vrij ingewikkeld proces, maar dat zijn twee instrumenten, als je vraagt zijn er instrumenten,
die je misschien zou kunnen ontwikkelen om daar iets aan te doen. Maar dat is geen gemakkelijke
klus, zeker niet gelet op de toenemende marktpositie die de corporaties innemen. Dan kom ik
bij de tweede vraag van de PvdA over de marktpositie van de corporaties, hoe gaan ze met elkaar
om en hoe gaat de gemeente daarmee om? Ik denk dat we moeten stellen dat de relatie tussen
de individuele corporaties en de gemeente uitstekend is, we hebben weliswaar zo nu en dan
verschil van mening, maar dat hoort bij volwassen marktpartijen, dus dat is geen enkel probleem.
Waar het met name aan schort is de onderlinge relatie tussen de corporaties en de gezamenlijke
relatie naar de gemeente toe, wat te maken heeft met de marktverhoudingen en wie kan welke
positie innemen in welk krachtenveld. Er zijn nog steeds gesprekken gaande tussen de vier
corporaties en als het goed is zijn ze vanavond ook bij elkaar om te kijken of ze een bepaalde