17 DECEMBER 1992 494
De heer VAN GURP
Een korte opmerking. In de commissie heb ik reeds gezegd dat momenteel volkshuisvestingsland
flink door elkaar is geschud. Wij zitten midden in een proces van het opnieuw innemen van de
posities en het woonruimteverdelingsbeleid is er hier een van. Het is duidelijk voor ons dat de
taak van de woonruimteverdeling een taak is geworden van de corporaties en wij zijn dan ook
blij dat er op dit moment helderheid is ontstaan daarover. Wij hadden wel liever gehad dat een
en ander in goed overleg met elkaar tot stand was gekomen. Dat heeft helaas niet zo mogen zijn
en dat betreuren wij. In aansluiting op wat de heer Van Dongen net heeft gezegd zou ik willen
zeggen dat wij er wel goede hoop op hebben dat een en ander goed zal lopen in de toekomst
en uiteraard is voor ons het rechtvaardigheidsprincipe in dezen belangrijk, maar de doelmatigheid
van woonruimteverdeling, is denk ik ook erg belangrijk en dat aspect gaat in de toekomst in ieder
geval meer aan bod komen.
Mevrouw HEESSELS
Een gewijzigd voorstel vanavond met betrekking tot de woonruimteverdeling ten opzichte van
de commissie. Allereerst stellen wij nieuwe regels vast met betrekking tot die woonruimteverdeling
en de discussie in de commissie richtte zich daar op het inplaatsingsbeleid. Dit heeft geleid tot
de nuancering in de tekst van het raadsvoorstel waarin inplaatsingsbeleid op basis van groepsken
merken wordt afgewezen en waarbij wordt uitgegaan van de benadering van de woningzoekenden
op individuele basis. Voor de PvdA-fractie is dat voor de hand liggend. Voor ons had dan ook
niet per se de nuancering in het raadsvoorstel hoeven worden opgenomen. Inplaatsingsbeleid
mits goed controleerbaar wijst de PvdA-fractie zeker niet af. Wij zien het als een instrument bij
buurtbeheer en als een instrument bij het wegwerken van achterstanden in wijken en bij doel
groepen. Hierbij denken wij ook aan mogelijkheden om de wijk in de stad open te breken voor
bepaalde doelgroepen. Het voorstel om de overeenkomst met de corporaties over de S.W.B. op
te zeggen is een gevolg van het niet accepteren van het bod van de gemeente tot een financiële
bijdrage van 150.000,- voor de komende twee jaar. De vraag is ook of de corporaties dit als
een serieus bod zouden hebben gezien als je kijkt dat de afbouwregeling in ieder geval de komende
twee jaar nog een volledige bijdrage garandeert. Bij de beoordeling van het voorstel om de
overeenkomst op te zeggen is voor de PvdA-fractie van belang of de gemeente in de toekomst
nog voldoende invloed kan blijven uitoefenen op het woonruimteverdelingsbeleid. De nieuwe
regels voor het B.B.S.H. (Besluit Beheer Sociale Huursector) geven een basis maar kunnen
onvoldoende blijken te zijn. De toekomstige Huisvestingswet geeft dan de mogelijkheid tot het
instellen van een Woonruimteverordening. De financiële consequenties van het instellen van zo'n
verordening zijn echter nu nog niet duidelijk. Een afweging in financiële zin is dan ook moeilijk
te maken. Voor de komende twee jaar is de invloed van de gemeente echter nog gewaarborgd.
Naar de mening van de PvdA-fractie zal in de loop van die twee jaar ernaar moeten worden
gestreefd om alsnog tot een overeenkomst te komen met de corporaties over de woonruim
teverdeling. De evaluatie van deze nieuwe regels zullen daar in meegenomen kunnen worden.
De onderhandelingspositie is dan ook wezenlijk anders dan die van de gemeente nu. De Huisves
tingswet kan een mogelijke stok achter de deur zijn, maar wat nog niet duidelijk is in het voorstel
is hoe het nu verder gaat als de raad het principe-besluit heeft genomen om de overeenkomst
op te zeggen, omdat u ook op pagina 4 in het voorstel stelt dat het nog maar de vraag is of je
de gemeente eenzijdige uittreding kunt verwijten en of de verplichting tot afbouw daaruit ook
voort moet vloeien. Ik ben benieuwd hoe het nu verder gaat. Ik wil in ieder geval eindigen met
te zeggen dat de PvdA-fractie het van groot belang vindt dat het gemeentebeleid invloed blijft
houden op het gebied van de woonruimteverdeling. En onze voorkeur gaat dan in ieder geval
uit naar een overeenkomst bij de corporaties boven het instellen van een Woonruimteverordening