17 DECEMBER 1992
501
doen maar niet op deze manier zoals het nu plaatsvindt. Wij denken dat dat absoluut niet kan.
Wij hebben nog één vraag met name over het budget voor het monumentenbeleid. Wat ons is
opgevallen is: als we de behandeling van de begroting cultuur in de Tweede Kamer hebben ge
volgd dan blijkt dat, waar knooppunten zijn aangewezen en die knooppunten nog wat gelden
hebben gekregen uit de aardgasbaten, zo ook Breda en dat heeft ook in de stukken gestaan die
wij hebben gekregen, de bekende motie-Valk zoals die genoemd is, Breda daarvan op geen enkele
wijze gebruik heeft gemaakt. Het was mogelijk met de motie-Valk om in het kader van knoop-
puntengelden claims te leggen op aardgasbaten voor monumentale zaken. Met name in Breda
waar we zitten met te weinig geld voor monumentenbeleid ga je daarop toch inspringen, dan
ga je toch zeggen: Heilaar-Steenakker, daar zijn de gelden voor bestemd en nog voor een paar
andere projecten, en in dat kader zou je denk ik natuurlijk ook best in monumentenzin de gelden
kunnen claimen. Ik zou graag willen zien waarom dat helemaal niet aan de orde is geweest want
ik denk dat er mogelijkheden zijn. Misschien komt het vanavond niet echt aan de orde, maar
we moeten zeker in de commissie Cultuur daarop terug komen omdat er misschien volgend jaar
bij de besteding van de aardgasbaten toch in die richting mogelijkheden zullen zitten.
Wethouder De BRUIJN
Enerzijds betreft het stemverklaringen, anderzijds is er toch nog een keer ingegaan op de
argumenten zoals we die ook in de commissie hebben besproken en zo nu en dan nog eens wat
aangescherpt. Misschien even richting monumentenbeleid: we moeten constateren dat het
monumentenbeleid verschillende invalshoeken heeft en verschillende financieringsstromen. U
kunt daarbij denken aan de financiering via de gemeentelijke gelden zoals het hier betreft. En
we hebben uiteraard nog de rijksgelden via de zogenaamde B.R.R.M.een vreselijk ingewikkelde
afkorting waarvan ik maar niet zal proberen om die aan u uit te leggen maar de deskundigen
onder u kennen die (Besluit Rijkssubsidiëring Restauratie Monumenten). Het gaat hier over de
gemeentelijke monumentengelden. Het gemeentelijk monumentenbeleid is denk ik nu een half
jaar in discussie, hoe gaan we daarmee om, met name omdat we hebben geconstateerd dat zowel
de dienst Openbare Werken als de dienst Welzijn er een poos mee bezig waren. Iedereen naar
eigen eer en geweten en er is getracht het een en ander voortdurend kort te sluiten, maar we
moeten constateren dat er vele mensen mee bezig waren op verschillende plekken. De discussie
over de coördinatie daarvan is vrijwel afgerond en als het goed is zal het college daarover nog
dit jaar een besluit nemen, zodat we er in ieder geval in de betreffende commissies over kunnen
praten. Dat is niet het enige wat we in het kader van monumentenbeleid doen. We zijn diverse
lijnen aan het opstarten om daarin nadrukkelijk het monumentenbeleid nog meer inhoud te geven.
U kunt daarbij denken aan het overleg dat we hebben gestart met het Nationaal Restauratiefonds
in het kader van financieringsarrangementen; de discussie die binnenkort gaat opstarten over een
vorm van stadsherstel hier in het Bredase en daarnaast de extra aandacht die we mogelijk gaan
besteden, maar het hangt er nog even van af in welke vorm dat exact gegoten kan worden, aan
met name ook in gemeentehanden zijnde rijksmonumenten; daarnaast nog de hele gemeentelijke
monumentenlijst. U weet dathet een redelijk forse lijst is, opgesteld op basis van de inventarisaties
van de Monumenten Adviesraad. We constateren vervolgens ook dat het aantal monumenten op
die gemeentelijke monumentenlijst toch redelijk fors is en met als gevolg dat de verschillende
eigenaren van gemeentelijke monumenten zo nu en dan eens achter het net vissen op het moment
dat ze wat te laat zijn met de indiening van een verzoek tot restauratie-subsidie. Het komt weieens
voor datje in de loop van het jaar aanvragen krijgt waarvan je zegt: hadden we dat nu maar eerder
geweten want bijvoorbeeld gelet op de staat van het monument, gelet op de omgeving van het
monument, zou het een hogere prioriteit hebben gekregen dan een andere aanvraag. Die afweging
is op dit moment niet te maken. We moeten constateren dat het nu zo is dat wie het eerst komt
het eerst maalt en het bekende principe: op is op. We vinden dat dat wel eens zonde kan zijn
voor een gericht monumentenbeleid, vandaar dat we hebben gezegd: laten we daar nu even mee