17 DECEMBER 1992
531
De VOORZITTER
Het woord is, als hij daaraan behoefte heeft, aan de heer Martens.
De heer MARTENS
Er lopen nogal wat smeerlappen rond in Breda, als je zo onverwachts toch nog die Koninklijke
Onderscheiding krijgt. Ik heb altijd tegen de fractieleden gezegd: op 29 april moet ik thuisblijven
want dan zal Ed Nijpels of Ruud Sandberg wel langs komen en dan gebeurt het toch nog
onverwachts vanavond. En als ik dan terugkijk dan zeg ik: ja, achteraf potverdorie heb ik het
in de gaten gehad want Eric de Bruijn heeft zijn stropdas aan en Ed Nijpels heeft een rode en
toen ik hier binnenkwam voor die geloofsbrieven stonden er acht stoelen klaar. En ik tellen thuis:
drie maal twee is zes. Daar ben ik in ieder geval hartstikke blij mee, dat het thuisfront ook is
komen opdraven vanavond, want ik wil in alle eerlijkheid zeggen datje zo'n lange raadsperiode
als raadslid niet kunt volhouden als de achterban thuis er niet achterstaat. Ik heb dit lintje gehad,
dat draag ik met ere en ik ben er erg trots op maar wij hebben het eigenlijk samen verdiend,
mijn vrouw en ik, en dat wilde ik toch even kwijt. Na zoveel lovende woorden van u, voorzitter,
en de Koninklijke Onderscheiding, misschien dat ik morgen overweeg Trix te bellen om haar
te bedanken. Ik heb nogal wat ingangen, mijn broer is chauffeur van prins Bernhard geweest,
dus wat dat betreft is dat niet zo moeilijk. Ik weet, voorzitter, dat ik in ieder geval u van harte
wil bedanken voor de enorm lovende woorden die u in mijn richting hebt gesproken, ik had ook
eigenlijk niet anders verwacht, en ook Jacques Goos, de rasechte Bredanaar, die ik al een keer
heb mogen toespreken. Hij doet dat op zijn eigen voortreffelijke wijze, ik had eigenlijk een rijm
verwacht, maar Sinterklaas is voorbij. Ik weet, voorzitter, dat het nu erg moeilijk wordt om toch
even mijn ontslagkwestie toe te lichten, maar ik meen toch dat ik dat moet doen en ik weet dat
mijn fractievoorzitter met zweet in haar handen zit want zij weet niet wat ik ga zeggen. Ik ben
ook geen verantwoording meer schuldig aan de fractie, dat wil ik in alle duidelijkheid stellen.
Het is een persoonlijk standpunt, geen fractiestandpunt en geen partijstandpunt, hoe ik over een
aantal zaken in het Bredase denk. Ik wil er allereerst ook via u, voorzitter, toch het groot aantal
ambtenaren danken met wie ik in de loop der jaren heb mogen werken. Ik heb alle commissies
gehad behalve M.D.S.O. want deze vond ik de rotste commissie die er was en in onderwijs voelde
ik me ook niet zo thuis. U mag van mij aannemen dat dit de zwaarste beslissing is geweest uit
mijn raadslidmaatschap. Geen beslissing die ik even heb genomen op een achtermiddag, neen,
een weloverwogen beslissing, waar avonden tot in de kleine uurtjes in de fractie aan vooraf zijn
gegaan, omdat ik over een aantal zaken zoals die op dit moment in het Bredase lopen grote zorgen
heb. Die zorgen betreffen het aantal risico's dat er nog in zit en waarvan ik in het verleden al
grote projecten in het Bredase heb meegemaakt: het Turfschip, het hoogspoor, de aluminiumwonin-
gen van Van Dun. Deze hebben in de toekomst geleid tot een aantal zaken die een zware financiële
last waren voor Breda. Vorig jaar in oktober heb ik grote moeilijkheden gehad met het landelijk
PvdA-standpunt met betrekking tot het hele WAO- en Ziektewetgebeuren, maar toen hebben zij
mij geleerd en daarmee was ik het eens: waar ze aan het verbouwen zijn, daar moetje bij blijven,
dan kun je zien wat er precies gebeurt. Die constructie heb ik lange tijd overeind kunnen houden.
Maar bij de behandeling van de kadernota in februari werd het duidelijk dat het Bredase voor
een aantal grote beslissingen stond, met name het principebesluit van de schouwburg. Mijn hele
fractie was toen tegen dat principebesluit, daar stond ik toen achter en daar sta ik nog steeds
achter. Ik zal direct uitleggen waarom dan die verdeeldheid naar buiten is gekomen. Ik wil toch
even benadrukken, want dat heeft mijn grote zorg voor de toekomst, het hele gebeuren met
betrekking tot het zwembadenbeleid in Breda. Ik heb het voorrecht gehad om vanaf pakweg 1975
daaraan mee te werken. Ik heb in de Raad van Beheer gezeten van de Sportfondsenbaden en in
de Stichting Bredase Zwembaden, enfin, u heeft dat al benadrukt. Mij werd in februari van dit
jaar duidelijk dat we eigenlijk een sprong in het duister zouden doen met betrekking tot het
zwembadenbeleid. Ik heb me daarvoor op 29 april dan ook intensief ingezet en een amendement