25 FEBRUARI 1992 54 derde: tenslotte over de samenwerking uitgaande van stedelijk beheer. Een zeer belangrijk uitgangspunt van het gemeentebestuur is: beheer van de openbare ruimte in alle facetten: aanzicht, veiligheid, schoonheid, netheid, bewegingsvrijheid, ontmoetingsmogelijkheden et cetera et cetera, kortom het zich wel bevinden in de openbare ruimte en gebouwen van de stad. Dat zijn voor het gemeentebestuur de grootste opdrachten. Opdrachten om de voorwaar den te scheppen dat de openbare ruimte en openbare gebouwen - een concrete invulling van die integratie ziet u in de hal van het Stadskantoor - zo ingericht kunnen worden en na die inrichtingen kunnen worden beheerd op een wijze waarbij de burger zich welbevindt, zich thuis voelt en op zijn gemak. Bijvoorbeeld voor wat betreft de veiligheid: wijkteams en meer politie op straat, het aanzicht: onder andere het ruimtelijk ordenings- en architectuursbeleid en wat betreft het concrete welbevinden, meestal in de wijk waar men woont: het buurtbeheer. Ook hier dient het gemeentebestuur invulling te geven aan inrichting en beheer van ruimte waarbij de wijkbewoner zich binnen de gegeven mogelijkheden welbevindt en hoe weet het bestuur op welke manier dat kan? Onder andere door naar de bewoners te luisteren, door zijn diensten aan te bieden. We hebben zelfs daartoe namen gegeven: Milieudienst, dienst Openbare Werken, dat is dus om te dienen, dienstbaar te zijn. Het is een oud liedje, bij de begroting mocht ik het al vertellen over de Hoge Vucht, maar nu is er denk ik voldoende aanleiding om er nog eens op in te gaan. Net zolang totdat het gaat zoals het moet. Er is nu twee jaar geëxperimenteerd met buurtbeheer. Met vallen en opstaan lijkt er nu een begin van resultaat en vertrouwen over en weer te ontstaan. Dat kost nu nog extra geld vanwege het experiment. Maar we weten allemaal dat het de bedoeling is dat de samenwerking tussen bijvoorbeeld de Milieudienst en de dienst Openbare Werken bij de concrete aanpak een zodanige meerwaarde zou moeten krijgen, dat daardoor geen extra gelden/middelen nog noodzakelijk zijn. Beter nog, dat door de integrale aanpak juist efficiënter gewerkt kan worden, overlap voorkomen en daardoor een besparing optreedt die directer aan de burgers ten goede kan komen. En zo hoort het ook. De inspraak die de wijkbewoners, maar ook organisaties die in de wijk actief zijn, zoals middenstand, woningcorporaties, verenigingen et cetera hebben, die inspraak dus, zeg maar gerust die (mede)zeggenschap, maar dan ook de medeverantwoordelijkheid is een typisch voorbeeld van de aanpak zoals ons die bij de sociale vernieuwing voor de ogen staat en vormgegeven is in het programakkoord. Thans lijken gebouwelijk (Stadskantoor) en ambtelijk (nieuwe gemeentesecretaris ter uitvoering en implementatie van "Schering en Inslag") de voorwaarden te zijn geschapen om het derde proces, namelijk buurt- en stadsbeheer, verder op gang en tot een goed einde te brengen. Het C.D.A. nodigt het college hiertoe nogmaals uit. Het moet en het kan. Het C.D.A. blijft van mening dat goede uitvoering van buurtbeheer de kloof tussen burgers en bestuur mede verkleint. Dat in eerste instantie. AMENDEMENT Met betrekking tot het voorstel van burgemeester en wethouders inzake de vaststelling van de Kadernota 1993 (raadsvoorstel 33) zoals vermeld onder punt 2C III, 1 op de agenda van 25 en 27 februari 1992, ondergetekenden, W.M.M. van Fessem en E.J.M. de Leeuw, leden van de raad van de gemeente Breda, gelet op het bepaalde in artikel 30 van het Reglement van Orde; stellen de raad voor om te besluiten als volgt:

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1992 | | pagina 54