I
25 FEBRUARI 1992 83
praten over samenwerking, niet moet stilstaan, zij het natuurlijk dat de discussie in de
stadsregio door het werk van de commissie Schampers wel tijdelijk in de ijskast terecht is
gekomen, met name doordat de standpunten van Oosterhout en Etten-Leur inhielden dat eerst
duidelijk moest zijn wat er op het punt van de herindeling zou gaan plaatsvinden, voordat we
verder zouden kunnen discussiëren met elkaar over samenwerking in wat groter verband. Een
voorbeeld overigens van die nadere samenwerking tussen stads- en streekgewest is ook de
discussie die we zijn aangegaan over de samenvoeging van de alarmcentrales van de brand
weer en van de G.G.D. Die discussie loopt op dit moment. Er is een dezer dagen een rapport
uitgekomen, aangeboden aan de beide besturen. Op basis van dat rapport zullen we binnenkort
de discussie gaan voeren over de verder samenwerking c.q. de samenvoeging van die
alarmcentrales. Ik gebruik tegelijkertijd dit voorbeeld van die alarmcentrales ook als opstapje
naar een ander onderwerp, dat ook te maken heeft met dat wat de heer Taks naar voren heeft
gebracht. Het heeft betrekking op de toekomstige schaal van de samenwerking. De minister
van Binnenlandse Zaken heeft een paar weken geleden een brief gestuurd naar alle colleges
van G.S. en daarin zegt de minister dat de opschaling van regionale samenwerkingsverbanden
de afgelopen jaren toch goed op gang is gekomen. En ze refereert daarbij bijvoorbeeld aan de
politieregio en ze suggereert daar eigenlijk zonder dat ze dat met zoveel woorden zegt, dat in
de toekomst de juiste maat van de regionale samenwerking zou zijn het formaat van de
politieregio. Met andere woorden, als ik het mag interpreteren, zij suggereert dat de gewenste
omvang, van bijvoorbeeld de samenwerking in West-Brabant zou zijn: een samenwerking van
de drie samenwerkingsverbanden Stadsgewest Breda, Streekgewest Westelijk Noord-Brabant
en het samenwerkingsverband midden-Brabant, dus de gemeente Tilburg. Het college kijkt
daar anders tegenaan. We zullen daarover in het college ook nog zelf uitvoerig van gedachten
wisselen maar een eerste voorlopige visie en ik heb geen reden om aan te nemen dat die visie
in de toekomst ergens aan het veranderen is, als ik kijk naar de schaal van samenwerking is
dat wij kiezen voor samenwerking tussen het stads- en streekgewest. Met andere woorden wij
kiezen als het gaat om de West-Brabantse schaal voor samenwerking tussen die vijf grote
gemeenten en uiteraard alle gemeenten die verder in het stads- en streekgewest zijn gelegen.
Wij kiezen dus uitdrukkelijk niet voor de huidige schaal van de politieregio als dè schaal voor
samenwerking in West-Brabant. We zullen overigens binnenkort in het dagelijks bestuur van
het stadsgewest daarover met elkaar ook nog van gedachten wisselen, omdat dat uiteraard ook
een zaak is van het complete stadsgewest. De fractie van Groen Links heeft een paar vragen
gesteld. Een vraag betrof het geld uit de convenanten, waarvan men vreest dat dat in de
toekomst naar de algemene middelen zal vloeien. In het convenant is destijds afgesproken dat
deze middelen uitsluitend zouden worden ingezet voor de vraagstukken die samenhangen met
de verslaving. Er is geen enkele reden om aan te nemen dat we daar van zullen afwijken.
Bovendien zou dat niet kunnen, omdat die afspraken nu eenmaal vastliggen. De discussie over
de kansspelautomaten in de droge horeca zal plaatsvinden op het moment dat het college een
definitief standpunt heeft bepaald naar aanleiding van de nota, die al ter kennisname in de
commissie Algemene Zaken is geweest. Met andere woorden: ik moet eerst in dat opzicht het
standpunt van het college nog afwachten. En ten aanzien van de opmerkingen over het
onderwerp public relations, zoals die door de heer Schroder naar voren zijn gebracht, zou ik
toch twee opmerkingen willen maken. Op de eerste plaats: de heer Schroder veronderstelt, ten
onrechte volgens mij, een band tussen public relations en samenwerking. Hij veronderstelt dat
het bedrijven van public relations voor een stad in strijd is met de samenwerkingsgedachte.
Niets is minder waar, lijkt mij. Ook met het verkopen van je stad naar buiten kun je nog op
een uitstekende manier samenwerken met de andere steden en met de andere samenwer
kingsverbanden. Op de tweede plaats suggereert hij dat public relations per definitie altijd
bijdraagt aan economische groei. Buiten het feit dat economische groei een fenomeen is dat
wij niet of nauwelijks kunnen beïnvloeden - dat geldt niet alleen voor ons maar dat geldt ook