25 FEBRUARI 1992
98
le vernieuwing is door veel mensen genoemd, het is een belangrijk onderdeel van het beleid
waarin diverse activiteiten ook weer hun raakvlakken hebben. Wij hebben daarover ook reeds
gesproken bij de vaststelling van het beleidskader en de budgetten voor de komende jaren,
zoals dat in december heeft plaatsgevonden. Als wij nu praten over sociale vernieuwing in
relatie tot de burgers, de heer Van Raak heeft daarop ook al gewezen waar hij sprak over
wijkgesprekken, dan kan ik u in ieder geval toezeggen dat wij in relatie tot het voorgenomen
beleid van sociale vernieuwing ook voornemens zijn vanuit de stuurgroep wijkgesprekken te
gaan organiseren. Wij zullen daarop ook nader terugkomen. Ten aanzien van de opmerkingen
van de P.v.d.A., mevrouw Heerkens, in de richting van de relatie naar de aanpak van het idee
van de Haagse Beemden, het volgende. Wij hebben daarop eerder al geantwoord dat de
intentie van het idee ons aanspreekt. Het is natuurlijk van belang dat in het kader van sociale
vernieuwing de betrokkenheid van de burgers groter is en gewaardeerd moet worden. Ten
aanzien van de keuze hebben wij in de beantwoording van uw vragen ex artikel 48 en de brief
zoals die door het bewonerscomité daaropvolgend nog is geschreven, ook reeds gezegd dat die
ideeën ons wel aanspreken. Ik kom er op terug bij de uitwerking van het beleidskader. Ik kom
direct nog even terug op de concrete motie. Ook in relatie tot uw ideeën over de prijsvraag, is
het zo dat wij op dit moment op basis van het bestaande beleid het programma 1992 in beeld
brengen op basis van de inspraakreacties en de contacten die door de coördinator zijn gelegd
met de buurten en met de organisaties om zo snel mogelijk tot de invulling van het program
ma 1992 te komen. Ik heb U daarover toegezegd dat wij in april, mei in de richting van uw
raad zullen komen. Het is niet zo dat het een statisch programma wordt, er wordt zeer actueel
in gekeken. Gekeken wordt naar de relaties en de initiatieven die er bij buurten en bij
organisaties zijn en ook wordt gekeken naar de betrokkenheid van de ambtelijke organisaties,
waar de afstemming en de integratie belangrijke criteria zullen zijn. Ten aanzien van de
concrete moties, het volgende. Allereerst de motie in verband met het bewonerscomité Haagse
Beemden. De intentie, die in de motie wordt uitgesproken, spreekt het college aan. Het
college interpreteert de motie als volgt: wij zijn voornemens te gaan praten met het bewoners
comité en ook met de betrokken diensten. Wij zullen op basis daarvan in beeld brengen wat er
van de initiatieven mogelijk is te realiseren in relatie tot ook bestaande activiteiten. Wij zullen
u rapporteren wat de mogelijkheden op financieel gebied zijn, wat de financiële consequenties
zijn en op welke manier daaraan invulling kan worden gegeven, in relatie tot de activiteiten
van de betrokken diensten, van de betrokken organisaties, in relatie ook tot de activiteiten - als
het nog nodig is, want sociale vernieuwing hoeft niet altijd extra geld te kosten - in het kader
van het fonds sociale vernieuwing. En dan spreek ik over een concrete vorm van sociale
vernieuwing. Ten aanzien van de prijsvraag die u voorstelt heeft het college wat moeite met
het zich nu concreet uitspreken over de prijsvraag. Het college is voornemens u een notitie te
presenteren, die allereerst in het college en in de commissie zal worden besproken, waarin wij
de mogelijkheden aangeven van indiening van voorstellen. Er zijn wat mogelijkheden en
modellen, u noemt Haarlem, maar ook in Alkmaar, Dordrecht en andere steden zijn er
voorbeelden. Wij zullen die in beeld brengen en daarvan de mogelijkheden en onmogelijkhe
den, de randvoorwaarden en de financiële consequenties in beeld brengen en op dat moment
kijken wat wij ten aanzien van de concrete afwegingen kunnen doen. Ten aanzien van uw
opmerkingen en daarmee sluit ik dan af, betreffende de wel of niet betrokkenheid van de
ambtenaren: het college heeft er wel degelijk vertrouwen in wat ambtenaren aan adviezen op
tafel leggen en wij willen dat in alle voorstellen wel betrekken en de mening van raad en
commissie is in die zin daaropvolgend zeer belangrijk, maar wij komen daarop dan bij de
definitieve uitwerking terug.
De heer SCHRöDER