28 JANUARI 1993 10 was verbouwd en omgebouwd tot een centrum voor moderne kunst. Kijkend naar nu, dringt zich onwillekeurig de vraag op of niet een bestuurscyclus is voltooid. De afvalinzameling is en wordt grootscheeps herijkt, de Muziekschool en De Beeldenaar gaan onder een nieuwe naam naar een nieuw pand en binnenkort ook de Bibliotheek en het pand Karrestraat krijgt zijn winkelfunctie weer terug en ik hoop dat spoedig de toneeltoren in nieuwbouw zal verrijzen. Bij Economische Zaken, vanaf 1978, was de ontwikkeling gans anders. Samen met Cees van Fessem, Jan Schram en Tineke Nienhuis, een soort dienst Economische Zaken, werkten we aan de economische ontwikkeling van de stad. En dat was een tijd! Enka, Machinefabriek Breda, de ellende van Moerdijk, het is al genoemd, wisselden zich af met de vreugde van weer een nieuw bedrijf. Arbeidsmarktbeleid en middenstandszaken kregen gestalte. Jeugdwerk Garantieplan en Banenpool werden opgezet en ondertussen mocht ik vier jaar snuffelen aan onderwijs, waar ik geen dag spijt van heb gehad en vervolgens zes jaar Personeel, Organisatie en Informatiebeleid en alleen al daarover zou ik een uur kunnen vertellen. De salarisachterstand, de flexibele bezoldiging, de decentralisatie van het beleid. Ongetwijfeld zou ik vele dingen, met de wetenschap van nu, anders hebben gedaan. Een paar zeer essentiële zaken echter zou ik niet anders doen. In de eerste plaats de naar mijn oordeel immer goede relatie naar u als raad. Zakelijk, kritisch, maar nimmer wan trouwend, ik ben daar dankbaar voor. Nog meer in het bijzonder in de richting van mijn eigen fractie. Verschil van oordeel kon en mocht. De fractie en de wethouder hebben immers in sommige opzichten gescheiden verantwoordelijkheden, maar als het erop aankwam één blok en persoonlijke rancunes komen in onze vocabulaire niet voor. In de derde plaats, achter de collegetafel. Als het daar niet goed zit, gaat het hier in de gemeenteraad ook niet goed. Collegia liteit en teamwork is méér dan het sluiten van politieke compromissen. Ik hoop en ik weet, mijnheer de burgemeester, dat er nog een moment komt dat ik tegen u en de collega's van nu nog wat uitgebreider iets mag zeggen. Daarom volsta ik nu, met jullie te danken voor de steun die ik kreeg en richt ik mij nu tot een beperkt aantal anderen die mij de eer en het buitengwoon genoegen hebben gedaan, om vanavond hier aanwezig te willen zijn. Van Willem Merkx heb ik geleerd dat warme menselijkheid ook in de politiek een belangrijke rol kan spelen. Willem, altijd op zoek naar het compromis. Sommigen zagen dat als een zwakheid. Hij heeft er meer mee bereikt dan menigeen vermoedt. Frans Feij, de bestuurder pur-sang. Zijn enige echt zwakte was zijn bescheidenheid en het zal wellicht nog enige tijd duren voordat zijn daden naar waarde worden ingeschat. En ik schaam me nog steeds voor de wijze waarop hij bij tijd en wijle door sommigen in deze stad is gekwalificeerd en weggezet. In mijn eregalerij staat hij aan de top. Jan van Asseldonk, kameraad, collega wethouder. Altijd goed voor een vrolijke noot. Jan leerde mij relativeren. Jan leerde mij ook inzien hoe groot het gat was toen ik weer alleen voor de VVD in het college zat. En in de vierde plaats mijn medewerkers, uiterst loyaal, hard werkend en sympathiek. En als ik het nog eens anders zou mogen doen, dan zou ik wat meer aandacht mogen hebben voor hen persoonlijk, want daar ben ik uitermate slordig in geweest. Mijn oprechte excuses aan allen in de meest brede zin daarvoor. Onze medewerkers, waarin we per jaar zo'n slordige 100 miljoen investeren, worden vaak "het ambtelijk apparaat" genoemd. Een verfoeilijke term. Het is geen apparaat, het zijn mensen met hun sterke en met hun zwakke kanten. Aardig en ook soms minder aardig. Maar grosso modo zijn ze even begaan met het wel en wee van deze stad, als wij politici. En daarmee ben ik beland in het heden. Uiteraard waarschuwt het politieke dier in mij dat ik nu voorzichtig moet zijn. Anderzijds zullen mijn politieke opvattingen, bekend in uw raad en nog beter bekend achter de collegetafel, door mijn andere zetel in de raad geen wijzigingen ondergaan. Ik bèn en ik blijf bezorgd omtrent de bereikbaarheid van onze binnenstad. Ik bèn en blijf overtuigd van de noodzaak van een drastische gebiedsuitbreiding van Breda. Omtrent overdracht van taken, bevoegdheden en mensen aan het Stadsgewest zal ik voorlopig niet juichen zolang het Gewest een niet-democratisch gelegitimeerd bestuursorgaan is. Immer actueel blijft de economische positie van deze regio. Die is immers grondslag voor onze welvaart en ons welzijn. En ik schrik dan van een recent onderzoek, gepubliceerd in het Duitse blad

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1993 | | pagina 10