24 MAART 1993
127
Daarnaast is voor een goed financieel inzicht in de risicopositie een beperking van het aantal
p.m.-posten van groot belang. Kunt u een betere afstemming toezeggen?
Bestuurlijke vernieuwing
In onze algemene beschouwingen van het afgelopen najaar heeft de D66-fractie nadrukkelijk veel
aandacht besteed aan de wens tot bestuurlijke vernieuwing. Gelukkig stonden we hierin niet alleen
en ziet het ernaar uit dat de discussie over welke maatregelen een bijdrage kunnen leveren tot
verbetering van het bestuur van deze stad op gang gebracht gaat worden. Nadrukkelijk blijft het
primaat aan de raad, maar er zal zeker tot een betere werkverdeling gekomen moeten worden
met het college van B. W. Die veranderingen moeten leiden tot een verbeterde mogelijkheid
om te sturen op hoofdlijnen, een vroegtijdige betrokkenheid bij het formuleren van het beleid
en een verbetering tot een controle op de uitvoering en ook een verbetering in het inzicht van
de wensen van de burgers. Zo zal de raad meer kunnen functioneren als opdrachtgever en als
controleur terwijl het college, samen met de ambtenaren, de niet te onderschatten uitvoerende
taak voor haar rekening kan nemen. Een aantal zaken op dit terrein past prima in de voorgestelde
reorganisatie en duldt daarom geen verder uitstel. Dat vereist politieke moed. Het kan niet zo
zijn dat we een complete reorganisatie op gang brengen, outputgericht willen werken, van het
college vragen meer op hoofdlijnen te functioneren om dan aan het functioneren van de raad
niets te veranderen. Als we niet bereid zijn om mee te gaan in de verandering zonder daarbij
de verantwoordelijkheid uit de weg te gaan zullen we naar onze mening als raad achter de feiten
aan blijven lopen of en dat is nog erger, als raad een remmende factor zijn in de ontwikkeling
van Breda. Niet alles hoeft meteen op de schop. Diverse zaken kunnen worden ingebracht bij
de college-onderhandelingen in 1994. Maar ook nu moeten wij stappen zetten. Met onze inzet
in dit proces van bestuurlijke vernieuwing is dat nog allemaal geen gemeengoed. Langzamerhand
moeten we toch constateren dat er sprake is van politieke onmacht of onwil van de hogere
overheden om de bestuurlijke vernieuwing werkelijk ter hand te nemen. Aan mooie beloften of
voornemens is zeker geen gebrek, maar helaas zien we dat de daden nagenoeg ontbreken. Wij
noemen daarbij enkele voorbeelden: de aarzelende houding van de Rijksoverheid inzake de
discussieover "Besturen op Niveau" of de volstrekt onevenwichtige indelingvan de politieregio's,
maar ook van de provincie: de wankelmoedige houding van de provincie ten aanzien van de
gemeentelijke herindeling in Brabant of de angst van de provincie om in het kader van
regionalisering taken en bevoegdheden af te staan. Slechts enkele voorbeelden die aangeven dat
we wat de bestuurlijke vernieuwing betreft pas aan het begin staan. Een begin dat naar de mening
van D66 slechts een goed vervolg kan krijgen als ook daadwerkelijk de democratische controle
optimaal is ingevuld en ook daadwerkelijk de verantwoordelijkheden worden gelegd waar ze thuis
horen. Hoe denkt het college hiermee om te gaan in relatie tot bijvoorbeeld de vrijages tussen
Stadsgewest en Streekgewest?
Collegiale samenwerking
Ik kom bij de collegiale samenwerking en daar wil ik mee afronden. Bij het opstellen van het
programakkoord voor de jaren 1990-1994 meenden we geleerd te hebben van het te strakke
akkoord van de jaren daarvoor. Het gaf toen te weinig ruimte aan de verschillende coalitiepartners
Een programma op hoofdlijnen was daarom gewenst. Het programakkoord geeft naast het feit
dat een dergelijk akkoord nooit volledig kan zijn, voldoende ruimte tot eigen inbreng van de
verschillende partijen die het hebben ondertekend. Het wordt ons echter te veel van het goede
als we van tijd tot tijd worden geconfronteerd met een wat vrijelijke interpretatie van het geheel.
Zeker als een deel van de communicatie via de media verloopt. Zo hadden wij ons die
samenwerking niet voorgesteld en zo vinden wij dat we niet met elkaar om moeten gaan. Het
zal voor iedereen duidelijk zijn dat bepaalde besluiten niet door alle coalitiepartners even goed
te verdedigen zijn, zeker niet als die besluiten zo prominent aanwezig blijven in de publieke opinie.
We mogen daarbij niet vergeten dat er in deze periode vele zaken van groot belang min of meer
geruisloos zijn of worden gerealiseerd. Vooral waar het gaat om genomen besluiten door de raad