24 MAART 1993 140
worden. Ik zal daarin de zwerfproblematiek zoals die in Princenhage wel duidelijk bestaat
meenemen en u voorstellen doen die tegemoet zullen komen aan de invulling van uw motie. Dat
betreft dan het S.K.W. en het jeugd- en jongerenwerk. Er is nog een onderdeel, dat betreft de
gehandicapten en wel de ton vanuit het befaamde amendement. De angst bestaat bij het CDA
dat dat geld opgedampt gaat worden, bij mij dampt er over het algemeen niet zoveel op, dus
die zorg wil ik niet onderschrijven. De haast die het CDA heeft, neem ik mij ter harte. Ik zal
zo snel mogelijk en dat kan denk ik zeker voor de zomervakantie, u het voorstel, betreffende
de invulling van de gelden doen toekomen. Er is in feite al vorig jaar op advies van het Platform
voor Gehandicapten en het A.N.I.B. een prioriteitsvolgorde vastgesteld. Het is een kwestie van
invulling, daartoe is het eerste overleg al gevoerd en het volgende overleg vindt binnenkort plaats.
Wethouder DE BRUIJN
Diverse partijen, diverse woordvoerders, zijn ingegaan met name op het communicatiebeleid.
Er zijn ook specifieke vragen gesteld over het communicatiebeleid voor wat betreft diverse diensten
en daar komen de betreffende portefeuillehouders op terug gelet op de decentralisatie zoals wij
die in het verleden hebben vastgesteld. Enkele hoofdpunten wil ik toch naar voren halen, met
name de relatie naar de nota Zicht op Eenheid in Verscheidenheid. Nadrukkelijk is bij de
behandeling in de diverse commissies, zowel in de commissie Algemene Zaken, als de commissie
Sport, Facilitaire Zaken en Voorlichting, aangegeven dat de relatie burger/bestuur een grote pijler
zal zijn van het beleid naar de toekomst toe. Daarbij is ook nadrukkelijk in de richting van de
commissieleden aangegeven dat het zicht op de besteding van de ton uit de door de heer Van
Raak al genoemde motie nadrukkelijk in beeld zal worden gebracht. Het is een expliciete uitspraak
van uw raad, dus wij zullen dat nadrukkelijk in beeld brengen. Dat daar verschillende media
bij gebruikt kunnen worden zal u ook duidelijk zijn. Het idee van het CDA om een "Uitleg"
te presenteren over de uitwerking van het programakkoord zullen wij zeker positief meenemen
in de verdere uitwerking, overigens zullen wij daarmee dan niet te lang wachten, maar wij zullen
daarop graag in de commissie terugkomen. Wat betreft de uitvoering van het communicatiebeleid,
het is natuurlijk een aardige nota, wij zijn er vrij lang over aan het stoeien geweest intern, wij
hebben eind 1991 al een eerste aanzet gehad voor de discussie. 1992 is gebruikt om de zaak verder
op de rit te zetten. Met de diverse fracties zijn wij van mening dat de uitvoering ook niet meer
te lang op zich kan laten wachten. Rond april is gezegd, zullen wij in ieder geval met een
uitvoeringsplan naar u toekomen. Uiteraard zullen daarbij de personele aspecten uitdrukkelijk
aan de orde komen. Wat betreft de sector volkshuisvesting en alles wat erop en eraan zit: mevrouw
Heerkens heeft met name de nadruk gelegd op de ontwikkelingen in de volkshuisvesting ten
gevolge van het Rijksbeleid en de effecten die deze hebben op de woningvoorraad. Met zijn allen
hebben wij al geconstateerd dat de toevoegingen aan de woningvoorraad problemen met zich
mee gaan brengen met name voor de mensen met de lagere inkomens, met als gevolg dat de druk
op de bestaande voorraad sterk toeneemt. Dat betekent dan ook dat het doorstromingsbeleid,
welke invloed wij daarop dan ook mogen hebben, essentieel gaat worden in de toekomst om de
goedkopere voorraad vrij te krijgen voor de mensen met de lagere inkomens. Dat zal geen
gemakkelijke taak zijn. Dat betekent allereerst namelijk dat wij die goedkope voorraad zoveel
mogelijk in stand moeten houden, waarbij moet worden aangetekend dat de woningbeheerders
steeds meer vrijheid krijgen om ook op basis van economische aspecten de exploitatie te beëindigen
van wooncomplexen. Daarnaast betekent het dat wij iets te bieden moeten hebben aan die mensen
die in woningen wonen waarvan de huur ten opzichte van hun inkomen feitelijk te laag is. Dat
betekent een soort verlokkingsprincipe, daar zijn wij als college misschien niet altijd even goed
in, maar wij zullen dat in ieder geval moeten realiseren door het aanbieden van een goed
alternatief, dat aansluit op de wensen en behoeften van de mensen die in de betreffende woningen
aanwezig zijn. Het heeft te maken met buurtbinding, het heeft te maken met de sociale contacten
en het heeft uiteraard te maken met het woongenot dat wij de mensen kunnen bieden. Geen geringe