24 MAART 1993
141
opgave, want dat betekent wel dat, op het moment dat wij praten over zogenaamde strategische
nieuwbouw, wij die mensen iets moeten bieden ook in de bestaande omgeving. En dan komen
wij op het probleem van de locaties want langzaam maar zeker zitten wij een beetje tot aan de
rand gevuld. Kortom, het wordt een vreselijk ingewikkeld proces, maar de zorg die mevrouw
Heerkens met name uitspreekt is denk ik een heel heldere en deze wordt door het college
nadrukkelijkgedeeld. Wij hebben ook in de commissie al afgesproken dat wij mede naar aanleiding
van de discussienota's, onder andere die van de Woningbouwvereniging Volkshuisvesting: "De
Achterkanten van Breda", nadrukkelijk dit probleem met elkaar aan de orde zullen stellen en
niet alleen met elkaar maar ook met de woningbeherende instanties en de corporaties. Ik denk
dat het belangrijk is om daarin gezamenlijk een weg te vinden om te kijken hoe wij nog iets
kunnen doen om de goedkope voorraad zo goed mogelijk te verdelen. Wat betreft de aanvulling
op de woningbouwcontingentendie wij hebben, de vraag van mevrouw Heerkens over de sociale
woningbouw en het percentage datje daarbij moet aanhouden: de signalen die zij geeft zijn helder,
ik denk alleen, mede gelet op wat ik net heb gezegd wat betreft doorstroming, dat daar een aspect
zit wat betreft het bereiken van een bepaald contingent sociale woningbouw voor de mensen die
het nodig hebben. Daarnaast moeten wij ook constateren dat niet elk woningbouw initiatief direct
door de gemeente beïnvloedbaar is. Kortom, eigendomsverhoudingen spelen hierbij een rol en
het tweede speelt natuurlijk hierbij een rolde woningmarktsituatie zelf, wat kan de woningmarkt
aan? Het signaal is in ieder geval helder, wij zullen ook moeten proberen om te kijken wat wij
kunnen realiseren. Wat betreft de minderhedenconferentie die ook door de PvdA is aangekaart:
het verslag van de conferentie zal een dezer dagen in uw bus verschijnen voorzover u aanwezig
bent geweest, want alleen de aanwezigen krijgen dat, maar mocht u niet geweest zijn, er zijn
voldoende exemplaren. Wij hebben in het college afgesproken dat op basis van het verslag op
korte termijn in ieder geval de aanbevelingen die erin zijn gedaan zullen worden uitgewerkt en
op hun haalbaarheid zullen worden getoetst. Op dat moment zullen wij ook naar de commissie
komen om aan te geven wat haalbaar is en wat niet haalbaar is mede in relatie tot de toch steeds
verder opdringende, niet negatief bedoeld, boedelscheiding tussen verantwoordelijkheden, tussen
woningbouwverenigingen en de overheid. Kortom, ik verwacht dat binnen een maand of twee
aan u voorgelegd zal kunnen gaan worden wat de haalbaarheden daarvan zijn. Het probleem van
de woningbouwlocaties is met name een ruimtelijk ordeningsprobleem, maar met mevrouw Van
Beusekom zien wij de problemen niet alleen op ons afkomen, maar wij zien ze al ontstaan. Wij
constateren dat de woningbouwlocaties zoals wij die nu hebben steeds moeilijker te ontwikkelen
zijn, dat de wetgeving in allerlei vormen het steeds moeilijker maakt om daaraan tegemoet te
komen, denkt u aan de milieuwetgeving, industrielawaai en dergelijke, die toch steeds forsere
eisen stelt om de moeilijke locaties verder te ontwikkelen. Het blijft een probleem maar in goed
overleg met alle afdelingen en diensten die op wat voor manier dan ook bij de woningbouw zijn
betrokken, proberen wij in het werkpakket die zaken op te nemen, zodanig dat wij in ieder geval
zoveel mogelijk locaties op tijd kunnen ontwikkelen. Maar de zorg is volstrekt helder. Wij zullen
daarover op korte termijn, zeker in relatie tot het woningbouwprogramma 1994 en de eerste
tussenevaluatie van 1993 voor het eerste kwartaal, nader met elkaar praten. Mevrouw Van
Beusekom heeft ook een niet uitgesproken vraag gesteld betreffende de decentralisatie. Twee
aspecten zijn daarbij van belang: de W.V.G., wethouder Van Raak is daarop denk ik voldoende
ingegaan, wij komen daarop in de commissie Volkshuisvesting ook nog terug. Een andere
decentralisatie dreigt en hangt boven ons hoofd en deze betreft de individuele huursubsidie en
mogelijk de gezellige korting die het Rijk daarbij gelijk even oplegt die dan vervolgens Breda
voor zijn kiezen moet nemen. Als dat leidt tot een 10 it 15 procent dan zou dat gelet op de trend
van de afgelopen jaren kunnen schommelen tussen een kleine 3 en 4 ton op jaarbasis, als dat
op ons af zou komen. Zover is het nog niet. Er zijn nadrukkelijk geluiden ook van de corporaties
naar het Rijk om de verantwoordelijkheid te nemen. Wat wij in ieder geval wel hebben gedaan
in het kader van de individuele huursubsidie is en dat staat ook in de nota Volkshuisvesting, dat