24 MAART 1993 150 de mening van de VVD misschien een totaal bedrijfseconomisch plan zou zijn, die tegenstelling die tussen de PvdA en de VVD zit, daarvan vind ik dat dat weer onrecht doet aan het beleidsmati ge gedeelte. Het is nadrukkelijk een kader voor de verdere invulling van het beleid op basis waarvan de financiële situatie kan worden afgeleid. U moet dat beleidsmatige gedeelte en het financiële gedeelte ook in die zin niet met elkaar gaan afwegen dat, wat in het beleidsmatige gedeelte niet wordt genoemd en in financiële zin ook niet wordt genoemd in de bezuinigingen en in de invulling van knelpunten, die dingen dan uit het politieke beeld zouden zijn, want dan denk ik dat we elkaar ook een verkeerd beeld geven en ik kom daarop straks op milieuterrein nog nadrukkelijk terug. Alles in eerdere nota's en in eerdere beeldvorming, ook in besluiten rondom de begroting en in de afzonderlijke raadsvoorstellen, staat natuurlijk nog steeds lijnrecht overeind. Dat betreft dus het beleid. Dan is door het CDA opgemerkt dat dit de laatste Kadernota zou zijn. Helaas is dat misschien voor u het geval maar het college heeft de opdracht om ook volgend jaar nog een Kadernota te presenteren. Maar we zullen daar toch proberen op basis van Mevrouw VAN BEUSEKOM-NIX Wilde u alles tegelijk doen? Wethouder VAN DONGEN Neen, omdat wij in onze planning en ik kom daarop straks bij de invulling van de bezuinigingen en de ruimte nog terug, een aantal dingen nog stapsgewijs met elkaar moeten doen. Op basis van de afspraken die we in deze Kadernota met elkaar maken, die we uitwerken in de begroting en die we dan ook in een concreet beleid voor volgend jaar en de daarop volgende jaren in beeld hebben, zullen wij u toch een zo volledig mogelijke Kadernota 1995 presenteren. Het college weet ook dat er op dat moment verkiezingen zijn en afhankelijk van het tijdstip van de behandeling van de Kadernota, net vóór of net na de verkiezingen, maakt dat ook een wezenlijk onderdeel uit van de dan definitief vast te stellen beleidsnota en de programmaonderhandelingen. Dat is dit college gelukkig niet vreemd want wij zijn ook juist vertegenwoordigers van die politieke partijen, op de voorzitter dan na. De VOORZITTER Krijg ik de schuld? Wethouder VAN DONGEN Neen, ik geef u niet de schuld. Over de financiële taakstelling wordt door u verschillend geoor deeld. De VVD vraagt zich af of de financiële invulling van de bezuiniging nu wel voldoende is, of dit het eindplaatje is. De anderen zeggen: halen we dit, zijn de bezuinigingen nu concreet te maken? Ik ga even terug naar de besluitvorming bij de begroting van vorig jaar. We constateerden toen dat er in het meerjarenperspectief een gat zat van 4,7 miljoen. We vonden toen, een aantal van ons, dat Breda een aantal potenties had en wij hadden ook een aantal ambities. Die hebben we met elkaar vertaald in een ombuigingstaakstelling van ongeveer 7 miljoen. Dat leverde inclusief de ruimte voor nog meer nieuw beleid naar de toekomst toe en na een afwegingsproces dat totale bezuiningingsplaatje op van/ lömiljoen. Dat plaatje van/ 16 miljoen zit nu volledig in de meerjarenraming verwerkt en dat betekent ook dat die restruimte van 3 miljoen daar inzit, dat de ruimte voor meer investeringen daar inzit en dat de ruimte zowel voor bedrijfsmiddelen als voor onrendabele investeringen, voor extra invulling voor ruimtelijke ordening en monumenten en voor extra geld voor onderhoud er in zit. Dat allemaal op basis van de gegevens en de kennis die we op dat moment hebben. Wij kunnen op dit moment niet inschatten wat de consequenties zullen zijn op het moment dat de discussie in het Haagse is uitgevoerd en op welk niveau de bezuinigingen daarbij doorwerken. Als het bestuursakkoord met de V.N.G.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1993 | | pagina 150