25 MAART 1993 168
woningbouwlocaties. Wethouder De Bruijn ziet dat helemaal zitten en maakt daar een hard punt
van. Ziet wethouder Koekkoek, die het uiteindelijk waar moet gaan maken, het ook zo
optimistisch, gezien het feit dat vele locaties toch verdichtingsoperaties zullen zijn of verbouw
van bestaande gebouwen tot wooneenheden? Het is in dit verband de vraag of de gemeente zo
coulant moet blijven om aangekochte en leegstaande panden tijdelijk in gebruik te geven als blijkt
dat we steeds daarna worden gedwarsboomd om de definitieve bestemming te realiseren. Is het
college bereid dit aspect nu eens voortaan zwaarder te laten wegen? Want niet alleen de hoogst
noodzakelijke wooneenheden worden vertraagd maar ook de randvoorwaarden voor een
gemeentelijk financieel beleid lopen gevaar. Wij hebben er nota van genomen dat mogelijk al
voor de zomer de voor monumentenbeleid beschikbare gelden weer beschikbaar komen. En Breda
kan zich zo'n inactieve periode van "geen duidelijk beleid en blokkering van gelden" niet
permitteren. Wij hopen dat het Rijk gevoelig zal zijn voor de argumenten die de noodzaak van
de restauratie van de Grote Kerk op korte termijn aantonen. Per slot van rekening is dit monument
van nationale allure, waaraan het Rijk hoge prioriteit zou dienen te geven. Voorstellen met
betrekking tot de structurele financiering van de toekomstige zwembadvoorzieningen die we
eveneens tegen de zomer tegemoet kunnen zien wachten wij af. Mogelijk dat hier zo'n mogelijke
aanpassing van de kadernota voor de jaren 1995 en 1996 in besloten ligt. En dat bedoelen wij
in feite met duidelijke taakstellingen, taakstellingen waarop de kadernota nu antwoord had dienen
te geven. Dit exploitatieprobleem was vroegtijdig bekend. Wethouder Koekkoek heeft ook
aangegeven dat de uitvoering van de structuurvisie voor de binnenstad voldoende in de steigers
staat en toont dat aan met een aantal voorbeelden. Op zich heel geruststellend maar het betreft
juist voorbeelden die ook vóór het structuurplan al aan de orde waren. Ik noem de Leefmilieu
verordeningen, de problematiek Visserstraat, onveiligheid Valkenberg en de totaal versleten
bestrating van de binnenstad. Dat is belangrijk, natuurlijk. Maar we hebben ook nieuwe
ontwikkelingen in gang willen zetten met het structuurplan en die in activiteiten weergeven,
plannen en bespreekbaar maken, zodat het structuurplan een levend gegeven blijft: dat was
eigenlijk meer de strekking van ons verzoek om duidelijke planning en informatie naar de
commissies. De VVD-fractie is daarbij van mening dat het binnenstadstructuurplan zeker niet
alleen een zaak is voor de commissie R.O.. Dat mag misschien zo zijn voor wat betreft vele
procedurele zaken maar zeker niet voor wat betreft de inhoud. Economische zaken, cultuur,
toerisme en woonfunctie zijn evenzovele pijlers waarop het structuurplan rust en ook die
commissies horen daarbij betrokken te blijven en hun inbreng te kunnen blijven leveren. Wij
zijn het geheel eens met een sturend mobiliteitsbeleid doch dat beleid zal een zeker evenwicht
moeten bezitten tussen wat de economische functie van de binnenstad nodig heeft en dat kunnen
minder auto's zijn, maar mogelijk meer parkeerplaatsen voor vitale projecten in de binnenstad.
Wij zouden het in hoge mate betreuren als zulke projecten zouden afspringen op abstracte
discussies over een paar honderd parkeerplaatsen meer of minder. Want we willen toch ook praten
met marktpartijen, dan betekent dat ook dat we naar die partijen zullen moeten luisteren. Of dat
we straks een schouwburg hebben en onvoldoende parkeergelegenheid. Over de opmerking van
het CDA zijn wij zeer verheugd. Wij zullen het parkeerbeleid steeds blijven beoordelen op dat
evenwicht waarover ik het net had. Wij vinden het een gelukkige omstandigheid dat de
cultuurclustering in het ambtelijk apparaat breed wordt gedragen. Wij zien de concrete voorstellen
in juli dan ook optimistisch tegemoet. Voor wat betreft de sociale vernieuwing en de interpretatie
van de S.A.W. met "samen anders werken" is leuk bedacht, maar dat beloven de diensten al
sedert de vorige reorganisatie. Het is echter te veel gericht gebleven op het bestuur en de diensten
zelf. De doelgroep "burgers van de stad" is daarbij onvoldoende uit de verf gekomen. Een
reorganisatie slurpt veel innerlijke energie van de diensten op en het is dan ook de vraag of die
dienstverlening aan de burger niet opnieuw in de knel komt. Wij vragen daarvoor blijvende
aandacht en verwachten het nodige van het in gang gezette beleid voor wat betreft de communica
tie. Als wij de besluiten doornemen zoals deze in het voorstel zijn geredigeerd kunnen wij daarmee