25 MAART 1993 178 overgenomen door het college en dus bij voorrang en nog voor het eind van het jaar reeds invulling zal krijgen. Wat betreft voor of na de zomervakantie meen ik me te herinneren dat ik voor wat betreft de invulling van die ton een slag om de arm had gehouden maar als u zegt: maak er wat haast mee, dan zeg ik: akkoord, vóór de zomervakantie. In de richting van de heer De Leeuw, om te voorkomen dat er misverstanden bestaan, op dit moment constateren wij dat de beleidsmedewerkers van de dienst Welzijn, in het bijzonder de sector M.D.S.O. voornamelijk beleidsmatig, functioneel hun afbakening hebben, de één is bezig met sociaal-cultureel werk, de ander met gehandicaptenbeleid, de ander met ouderenzorg, enzovoort. Dit willen we, dat overwegen we op dit moment althans, gaan doorbreken door die beleidsambtenaren een territoriale opdracht mee te geven. Dat betekent dat alle wijken van Breda een wijkwelzijnsambtenaar krijgen. Die wijkwelzijnsambtenaar, dat is een moeilijk woord, daarvoor moeten wij iets anders hebben, heeft de taak om juist in die driehoek burger/instellingen/gemeente de rol van de gemeente als makelaar heel duidelijk te maken. Dat betekent dat hij zich uitermate intensief zal gaan bemoeien met een soort wijkwelzijnsprogramma. Voor elke wijk zouden wij dat dan willen opstellen waarin alle zaken met betrekking tot het welzijn in die wijk worden geïnventariseerd op een uniforme manier. De specifieke invullingdaarvan verschilt natuurlijkper wijk en daar kom ik bij uw verhaal van de nota plussen en minnen. In de ene wijk zullen dus, ik noem maar wat, meer beheer, meer sociaal cultuurwerkers, meer mensen van Vertizontaal, meer mensen van de SOB en dat soort zaken, worden ingezet en in de andere wijk minder. Ik ben dus niet van plan om op dit moment een discussie over plussen en minnen aan de orde te stellen, neen, het is specifiek toegesneden op de positie van de ambtenaren van de dienst Welzijn zoals zij in de komende tijd zullen gaan werken. Natuurlijk is het dan zo dat er op stedelijk niveau een aantal beleidsfacetten moet worden geregeld. Naast de territoriale opdracht krijgen sommige ambtenaren dan ook nog een beleidsma tige functionele opdracht. Dat is de opzet maar daarover komen wij nog uitgebreid met u te spreken. VOORZITTER Met z'n tweeën komen we ruim binnen onze spreektijd. Wethouder DE BRUIJN Dat lukt mij nooit, voorzitter, maar ik doe mijn best. Allereerst ben ik blij met de grote aandacht van 80% van de sprekers voor de monumenten. Ik denk dat dat een belangrijk gegeven is en dat dat ook moed geeft voor de toekomst. Ik wil daarbij echter toch een kanttekening plaatsen want ook daarbij groeien de bomen niet meer tot de hemel en hooggespannen verwachtingen zou ik toch enigszins willen afdempen. Een en ander heeft uiteraard te maken met de financiële mogelijkheden. Wij hebben als gemeente natuurlijk ook in de komende jaren de mogelijkheden om dat zelf in te vullen. Daarnaast moeten wij constateren dat de discussie over gelden ten behoeve van monumenten zowel in het kader van stadsvernieuwingsgelden als in het kader van de B.R.R.M.-gelden, dat is de Rijksregeling die mondjesmaat wat geld aan de gemeenten toestopt om wat Rijksmonumenten op te knappen, langzaam maar zeker aan het teruglopen is. Dat is geen goede ontwikkeling. Als u dat zou kunnen constateren dan ben ik het onmiddellijk met u eens. Het betekent wel dat we als gemeenten gezamenlijk moeten proberen bij de verschillende ministeries daarvoor extra aandacht te vragen, maar de financiële lijnen zoals die nu lopen en de tendens die erin zit zijn wat dat betreft toch niet het meest hoopgevend maar het betekent dat wij ons ervoor uitermate zullen moeten inspannen om dat om te buigen. Wat betreft de relatie cultuur-W AM om het zomaar eens even te zeggen: ik denk dat deze een hele heldere is, de heer Dubbelman vraagt er nog een keer expliciet naar. Dat staat als een paal boven water of als een toren bij een kerk in het kader van het monumentenbeleid. De relatie tussen WAM en cultuur is een heldere, daarin wordt niet alleen beleidsmatig een duidelijke lijn gelegd, ook naar de verschillende organisatorische eenheden toe die we binnen onze gemeente hebben zal dat na-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1993 | | pagina 178