25 MAART 1993 184 Wethouder KOEKKOEK Ik stel voor dat ik doorga met de beantwoording. Dit ging over het hele mobiliteits- en parkeerbeleid. Er is nog een opmerking gemaakt over de inspraak ten aanzien van het klooster. Er zal morgen aan de leden van de raad een samenvatting van de discussie die gisterenavond heeft gespeeld worden verspreid zodat u in het kort op de hoogte bent van de zaken die daar gisteravond zijn genoemd en collega De Bruijn is daarop al wel uitgebreid ingegaan. Wat betreft de discussie over de golflocatie 't Hout en alles wat er mee samenhangt mede naar aanleiding van de ingediende motie, is het zo dat het college op dit moment onderzoekt wat de consequenties zijn van de bestuurlijke toezegging van indertijd. Daarover hebben wij uitgebreid in de raad van 16 juli 1992 met elkaar van gedachten gewisseld. De vraag die wij graag beantwoord willen zien is: is zo'n bestuurlijke toezegging uit die tijd ook van toepassing op het in beroep gaan bij de Raad van State? Dat willen wij uitgezocht zien. De heer GARRITSEN Dat begrijp ik, alleen heb ik nooit in de stukken echt die bestuurlijke toezegging wat body zien krijgen waardoor je kan zeggen: dat is die bestuurlijke toezegging, we zouden alleen medewerking verlenen. Maar als die zaak zo loopt dan denk ik: daar kun je toch vanaf. Kunt u dan ook alle stukken aanleveren naar de commissie zodat we weten hoe die zaak echt in elkaar zit betreffende bestuurlijke toezeggingen die zijn gedaan? Wethouder KOEKKOEK Mijnheer Garritsen, u valt in herhaling, die discussie hebben wij gevoerd in de commissievergade ring van 10 juli 1992 en uitgebreid in de raad van 16 juli 1992. Daar is deze hele materie uitgebreid aan de orde geweest. Ik herhaal maar wat ik toen hier in de openbare vergadering heb gezegd en wat u ook terug kunt vinden in de notulen van de raad. Ten tweede De heer GARRITSEN Maar dat is dan het enige wat vast ligt, maar wat betreft schriftelijke stukken van het college waaruit ik de toezegging kan halen moet ik me toch beperken tot de raadsvoorstellen en commissieverslagen. Ik heb daar weinig in aangetroffen. Wethouder KOEKKOEK Als u het goed vind ga ik verder met het tweede element dat het college wil onderzoeken. Het college wil namelijk de overwegingen die Gedeputeerde Staten hebben doen leiden tot het afwijzen van de voorstellen van Breda in relatie brengen met ons bestemmingsplan Buitengebied en het raadsvoorstel dat wij aan u hebben voorgelegd, dus die twee zaken naast elkaar leggen, met elkaar vergelijken en aan elkaar toetsen en tenslotte zal het college daarbij de door Gedeputeerde Staten aangedragen argumenten die Gedeputeerde Staten heeft gebruikt om afwijzend te beschikken op een aantal voorstellen vanuit Breda hoogst ernstig nemen. In de richting van mevrouw Heerkens kan ik dan ook zeggen dat de raad conform het delegatiebesluit dat hierop van toepassing is zal worden geïnformeerd en dat uiteraard ook tegen die tijd de college-omslag daarover ter visie kan worden gelegd. Inzake de woningbouwprodukties: daarop heeft collega De Bruijn al geantwoord. Ten aanzien van de binnenstad, mevrouw Van Beusekom, ik heb u slechts Mevrouw VAN BEUSEKOM-NIX Ook ten aanzien van de woningbouwlocaties heb ik gevraagd en mijnheer De Bruijn nam dat even iets verkeerd op, ik prees hem over zijn sterke houding daarin en ook over het hard maken van een punt, maar ik vroeg of u zich daar éven hard voor maakte, of u het daarmee eens was, dus dat heeft mijnheer De Bruijn niet voor u beantwoord.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1993 | | pagina 184