28 JANUARI 1993 20 overtuigd dat die in samenspraak met de burgers en met de raad zullen plaatsvinden en ik wens de wethouder en iedereen daarbij veel succes. De heer GARRITSEN Op zich zijn wij, evenals D66 en nog andere fracties, verheugd dat er een nota ligt over architectuurbeleid in Breda. We denken dat het hard nodig is. Alleen vinden wij de nota toch wat mager op een aantal punten. Met name de opzet van de nota. We hadden eigenlijk graag gezien dat de nota zou zijn begonnen met een inleiding, een schets van de huidige situatie, waarbij is aangegeven hoe die zaak zo is gelopen en dat je van daaruit vertrekt met: wat is niet goed gegaan, hoe wil je het anders gaan doen. Die analyse zit er in feite niet in. Het is een aaneenscha keling van erg veel beleidsvoornemens en er is, vinden wij, veel te weinig zicht op de hoofdlijnen van het architectuurbeleid in Breda. Met name spitst de discussie zich toe, en terecht, op de binnenstad van Breda, die al tientallen jaren een beschermd stadsgezicht is. Als we kijken hoe we daaraan inhoud hebben gegeven, hoe er wordt omgegaan in Breda met verschillende panden, hoe er is en nog steeds wordt omgegaan met de invulling van nieuwe locaties, dan denken we dat een analyse van hoe dat is gelopen toch op zijn plaats is en dat wordt nagegaan welke middelen je nodig hebt om dat bij te sturen. Wij denken dat op een aantal punten de accenten onvoldoende worden gezet. Dat betreft met name het punt van Breda als kleinschalige binnenstad, de historische kern. Hoe ga je daarmee om? Daarvoor zouden toch wat lijnen moeten worden uitgezet. Hoe ga je dat doen richting singels? De bedoeling in het Structuurplan Binnenstad was om het gehele gebied binnen de singels in feite beschermd stadsgezicht te maken, maar dat moet dan ook enige betekenis hebben. Je moet het niet alleen beschermd stadsgezicht noemen, maar dat betekent ook dat je dan maatregelen neemt en de voorwaarde is dan bijvoorbeeld om een bestemmingsplan te hebben. Maar goed, al heb je dat niet, we hebben toch onlangs een structuurvisie voor de binnenstad vastgesteld en die zou je dan verder moeten uitbreiden met een stuk integrale ontwikkeling van delen van de binnenstad. Helaas zien we op dat punt op dit moment nog weinig verbetering. We hoeven het niet te hebben over de wijze van stedebouwkundige ontwikkelingen van het Chasséterrein, maar ik denk ook aan de ontwikkeling van de Oostflank en hoe die discussie gaat plaatsvinden. Ik houd mijn hart een beetje vast. Het andere punt met betrekking tot de binnen stad, we hebben het vanavond nog gehoord bij het afscheid van wethouder Sandberg, is de invulling van het voormalige V&D-complex. Tot nu toe, terwijl er jaren wordt onderhandeld, is er bij de raadscommissie Ruimtelijke Ordening nog niets op tafel gekomen, terwijl ik heb begre pen dat in januari de contracten werden getekend. Dan vraag ik me af: hoe gaan we daar nu mee om? In dit voorstel, dat we straks öf voor kennisgeving aannemen öf vaststellen, wordt wel heel veel gesproken over het vaststellen van stedebouwkundige randvoorwaarden, maar dat komt meestal als een stuk ter kennisneming in de commissie Ruimtelijke Ordening; het bereikt de raad helemaal niet en ik denk dat op dat terrein toch een aantal zaken veranderd moet worden. Dat betekent in feite een oude discussie, namelijk dat je in bestemmingsplannen enige uitwerking moet geven aan de vormgeving, of datje verder gaat met beeldkwaliteitsplannen. Op dit moment, bij vrij belangrijke besluiten in de binnenstad, zie ik die ontwikkeling nog niet echt van de grond komen. Het beeldkwaliteitsplan dat gekoppeld is aan bijvoorbeeld Heilaar-Steenakker heeft op die manier weinig zin. Maar als ik eerlijk ben zeg ik: zoals het in Tuinzigt is gegaan, dan heb ik meer vrede met de gang van zaken. Je ziet dat daar op een integrale manier aan die wijk wordt gewerkt. En met name dat ontbreekt in de binnenstad toch zeer sterk. Wij zouden graag zien hoe dat nog vorm gaat krijgen in het architectuurbeleid. Nu is het zo, dat het eigenlijk voor een belangrijk deel en dat zie je ook in de aanbevelingen, doorgeschoven wordt naar het nog op te richten WAM-bureau en in dat kader moet ik zeggen, dat deze nota dan eigenlijk wel op een heel erg moeilijk moment komt, want dat zou toch in feite een stukje samenvoeging zijn van de Monumenten Adviesraad en de Welstandscommissie, waaraan eigenlijk nog een extra surplus wordt gegeven. Op dit moment is het zo dat de MAR zich eigenlijk uit een stuk onvrede heeft

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1993 | | pagina 20