29 MAART 1993
219
gelet op artikel 31 van het Reglement van Orde voor de vergaderingen van de raad der gemeente
Breda;
stellen de raad voor zich uit te spreken als volgt:
De raad der gemeente Breda, in vergadering bijeen op 29 maart 1993 ter behandeling van het
beroepschrift van mr. F.P.J.M. Otten, namens zijn cliënte de Stichting Ignatius Ziekenhuis Breda,
tegen het weigeren van vergunning voor het slopen van de voorbouw van het voormalige
ziekenhuis gelegen op het perceel Wilhelminasingel 33, agendapunt 55;
stelt vast dat,
in Breda te vaak monumentale panden gesloopt worden welke de gemeenteraad graag behouden
zou willen zien;
is van mening dat,
het van belang is inzicht te krijgen op welke wijze het college van burgemeester en wethouders
en de gemeenteraad het beleid zouden moeten veranderen om te voorkomen dat er ongewenst
toch sloopvergunningen moeten worden afgegeven voor panden die ze wil behouden;
verzoekt het college van burgemeester en wethouders:
1. Een onderzoek te laten instellen door een onafhankelijke commissie van deskundigen naar
het gevoerde beleid ten aanzien van het behoud van het Ignatius Ziekenhuis en de gemeenteraad
hierover binnen drie maanden te rapporteren;
2. Op grond van het uitgebrachte onderzoek met aanbevelingen naar de gemeenteraad te komen
welke moeten leiden tot een doeltreffender beleid ten aanzien van het behoud van monumentale
panden;
en gaat over tot de orde van de vergadering.
De VOORZITTER
De door de heer Garritsen ingediende motie is ondertekend door drie leden van de fractie van
Groen Links, kan worden vermenigvuldigd, rondgedeeld en maakt onderdeel uit van de beraadsla
ging.
Wethouder DE BRUIJN
Diverse sprekers zijn van mening dat het pand waar het hier om gaat, het voormalig ziekenhuis,
niet alleen bij de echte oude Bredanaars maar ook bij de wat minder echte maar langzaam maar
zeker ook wel oude Bredanaars, wat emoties
De heer VAN DONGEN
Ik heb niet gezegd: "alléén oude Bredanaars".
Wethouder DE BRUIJN
Het is mijn invulling dat niet alleen zij, maar ook anderen daarvoor toch een traantje zullen laten.
We moeten alleen constateren dat de mogelijkheden die een gemeente heeft beperkt zijn. Anderen
hebben dat ook gezegd en ik denk dat we zeker in dit geval als gemeente alles uit de kast hebben
getrokken om oplossingen te vinden, om het pand een goede invulling te geven en daarmee een