28 JANUARI 1993
21
opgeheven, hij bestaat dus niet meer, maar het WAM-bureau is nog niet geïnstalleerd. Dus op
zich denk ik dat het toch een hele moeilijke discussie is, met name waar het gaat over de bezetting
van het WAM-bureau in het kader van het monumentenbeleid voor de binnenstad van Breda.
Vanuit die sector zal er toch kwaliteit in een WAM-bureau moeten zitten. Ik denk datje als college
ook vooraf eisen moet stellen aan welke kwaliteiten je daarin wil hebben en in welke omvang.
Ik denk datje daarmee ook wat doet aan de uitvoering. We mogen straks niet gaan experimenteren
met een invulling, waarvan we ons moeten afvragen: heeft die de kwaliteit die we echt nodig
hebben? Ik denk dat er voor het college een hele belangrijke taak ligt om daar heel goed op toe
te zien. Mijn vraag is: wanneer gaat het WAM-bureau ook daadwerkelijk beginnen? De laatste
vraag betreft de welstandsadviezen. Ik heb het al vaak gevraagd, het zou toch aardig zijn om
een stuk informatie te kunnen krijgen over en dan hoeven we niet naar Barcelona, maar dan kun
je de informatie vanuit Breda van deskundigen krijgen, de adviezen die de Welstandscommissie
geeft. Die zouden we toch makkelijk kunnen krijgen. Tot nu toe heb ik er nog nooit een bij een
bouwplan zien liggen. Van de Monumenten Adviesraad heel af en toe een klein stukje, maar
dat is ook eigenlijk minimaal als je over bepaalde projecten praat. Mijns inziens moet die openheid
er toch zijn en ook naar de WAM. Wil je een stuk betrokkenheid hebben, dan zou eigenlijk zo'n
adviesraad ook openbaar moeten vergaderen, zodat geïnteresseerden en deskundigen kunnen horen
hoe over het architectuurbeleid in Breda wordt gedacht.
Wethouder DE BRUUN
Er zijn vele opmerkingen gemaakt. Ik wil eerst proberen aan te geven, waarom we met het
architectuurbeleid een bepaalde start willen maken en daarbij sluit ik gelijk aan bij een heleboel
mensen die zeggen: is dit het nou? Neen, dit is het niet. Ik denk datje er met architectuurbeleid
nooit bent. We moeten constateren dat architectuurbeleid in het Programakkoord 1990-1994
nadrukkelijk aan de orde is gesteld, als zijnde een beleidslijn die zou moeten worden opgezet.
En bij de ontwikkeling daarvan werden we niet in de laatste plaats geholpen door de nota van
de Ministeries van VROM en W.V.C. uit 1991 "Ruimte voor architectuur". Eén van de
belangrijkste aspecten vandielandelijkenotabetrof de integratie van de verschillendebeleidssecto
ren en het vroege overleggen met alle participanten op de markt. Ik kom daar straks op terug,
alsmede op de daarmee gepaard gaande overlegorganen. Als we het over architectuur hebben,
dan hebben we het meer over de gevel van een bepaald gebouw of het aanzien daarvan.
Architectuur moet in ruime zin gezien worden. Het gaat over het innerlijk van het gebouw, het
gaat ook over het uiterlijk van het gebouw, een samenspel van de verschillende gebouwen en
de ruimten en de functies. Daar hebben we het over. Want u kunt nog zo'n fraai gebouw wat
betreft uiterlijk en innerlijk neerzetten; als het op de verkeerde plaats staat dan is het als de
bekende vlag op de nog bekendere modderschuit. En het gaat zowel over moderne zaken, als
over historische zaken. Ik kom daar straks bij het verhaal over de WAM nog graag op terug.
Waarom vinden we dat we als overheid daarin een beleid moeten voeren? Dat heeft met name
te maken met het feit dat de gebouwde omgeving deels een privaatgebeuren is, maar deels ook
een publiek bezit. En met name dat laatste en ik denk daarbij voornamelijk aan de vormgeving
van de openbare ruimte die mede gestalte krijgt door de bebouwde ruimte dient een zorg te zijn
voor de gemeente, gelet op het realiseren van een goed kwalitatief woon-, leef- en werkklimaat.
Hoe ga je nou zo'n beleid inzetten? Dat is een uitgebreide discussie geweest. De leden van de
commissie Volkshuisvesting en Bouw- en Woningtoezicht kennen die discussie, die ongeveer
een jaar heeft geduurd en die zo lang heeft geduurd, omdat we ons breed wilden oriënteren. We
hebben er ook een uitgebreid symposium over gehouden. Maar hoe zou je dat kunnen aanpakken?
Er zijn verschillende methodes, die zijn ook in de diverse plaatsen in den lande uitgevoerd. We
kunnen zeer dirigistisch zijn of we kunnen constateren dat we dat niet alleen als overheid kunnen
en dat we dat in gezamenlijkheid moeten doen. Wij zijn van mening dat eenzijdig dwingende
stappen geen enkele zin hebben. Wij zijn van mening dat de gemeente moet aansluiten bij de