29 MAART 1993
220
economische bestemming, zodanig dat het overeind kan blijven, want dat is natuurlijk één van
de uitgangspunten. Een pand, datje wilt behouden, moet ook in het sociaal economisch verkeer
een functie hebben. De hartekreet van de heer Van Dongen is: zorg ervoor dat er iets moois
en iets goeds komt. Ik denk dat die hartekreet van harte wordt ondersteund door het college.
Ik denk het niet alleen, dat weet ik zeker. Ik denk dat, gelet op de plek waar we het hier over
hebben, een hoogwaardige invulling en dat komt op hetzelfde neer als iets moois en iets goed,
tenminste op zijn plaats is. De heer Van Dongen vraagt: gebruik al je invloed die je hebt om
tot een goede oplossing te komen. Ik denk dat we die toezegging zeker kunnen doen. Mevrouw
Heessels spreekt over het image van Breda met betrekking tot monumentale panden. We moeten
constateren dat de gemeente, althans het college, in het verleden niet van oordeel was dat het
hier een monumentaal pand betrof, want ze heeft geen advies gevraagd aan de Monumentenadvies
raad. De Monumentenadviesraad heeft vanuit haar eigen verantwoordelijkheid gemeend daarover
genuanceerd te moeten denken. Zij vond dat het wel een pand was dat het waard is om een
monument te zijn. Dat is op een moment gekomen, waarop er al sprake was van onderhandelingen
met de Stichting Ignatius Ziekenhuis over de toekomstige functie van het totale terrein. En op
dat moment was het in ieder geval voor het college niet bestuurlijk juist om ineens, als een soort
beschermend middel, de monumentenlijst te voorschijn te halen, omdat we eerder zelf hebben
geconstateerd: we plaatsen het niet op de monumentenlijst want wij kijken daar wat anders tegen
aan. En de een kijkt er zus tegenaan en de ander kijkt er zo tegenaan. Maar op basis van het
advies vonden wij datje dat op dat moment niet kon maken. Wij hebben geprobeerd, voor het
gebouw dat daar staat, een zodanige invulling te vinden, dat het gebouw overeind kan blijven.
En u heeft ook kunnen lezen dat dat helaas niet tot een positief resultaat heeft geleid. U merkt
op dat de commissie voor beroep- en bezwaarschriften zich rekenschap heeft gegeven van de
huidige staat van het pand en dat dat een mogelijke vrijbrief voor verpaupering kan zijn. Het
staat uiteraard de commissie vrij om die overwegingen naar voren te halen, waarvan zij meent
dat die relevant zijn voor een besluitvorming. Ik ben alleen met u van mening dat wij goed moeten
kijken, daar waar iets dergelijks zich dreigt voor te doen, wat de juridische mogelijkheden zijn
om het een en ander nog overeind te houden. Ook de juridische mogelijkheden zijn natuurlijk
niet onbeperkt, want we weten allen dat we een aanschrijvingsbeleid kunnen voeren, maar bij
een aanschrijvingsbeleid bestaat uiteraard de afweging: economisch haalbaar, ja of neen. En een
aanschrijving kan wel eens averechts werken, u weet dat. In de richting van de heer Garritsen
het volgende. Ik heb getracht aan te geven hoe wij met het pand zijn omgegaan en dat het college
daar alles aan heeft gedaan om dat pand overeind te houden waarbij het college het beeldbepalend
karakter van het geheel erkende, niet het monumentale karakter van het geheel, maar wel het
beeldbepalende karakter, gelet op de plaats waar het stond. Dat zijn juridisch en bestuurlijk de
beste mogelijkheden om het een en ander te beschermen. Ik denk dat de meest heldere oplossing
is, te proberen in overeenstemming te komen met de eigenaar om tot een oplossing te komen,
zodanig dat datgene wordt bereikt wat we met z'n allen willen. Als dat niet lukt, dan is het altijd
aan de eigenaar om uiteindelijk dat met zijn pand te doen wat hij wil. Ik ben het dus niet met
de heer Garritsen eens waar hij spreekt over het falen van de gemeente. Ik heb reeds aangegeven
hoe de relatie zit met de Monumentenadviesraad. Wat betreft de motie het volgende. Ten aanzien
van de commissie van deskundigen kan ik op voorhand al zeggen dat het college daaraan geen
behoefte heeft, want we weten exact wat er is gebeurd en we weten ook exact wat we probeerden
te doen en we weten exact wat voor een beperkt instrumentarium we hebben. Als hij zegt:
misschien moetje daarvoor de commissie voor beroep- en bezwaarschriften gebruiken, dan kan
ik bijna naar het voorstel verwijzen, dat voor ons ligt. Dat is gebaseerd op hun advies.
De heer GARRITSEN
Hetgeen de wethouder eigenlijk zegt geeft naar onze mening toch een beetje een armoedig beleid
van de gemeente aan. Je bent met de eigenaar van het pand om de tafel gaan zitten, maar die